• Door naar de hoofd inhoud
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst

ZA-ZEN

Bedrijfstrainingen, krijgskunst en coaching

  • HOME
  • BEDRIJFSTRAININGEN
  • KRIJGSKUNSTEN
  • ZA-ZEN RETREATS
  • NIEUWS
  • OVER ONS
  • CONTACT

pentade@@@

De wapens van het oude Japan 2

Zoals beloofd het vervolg van de wapens van het oude Japan.

Japan staat bekend om zijn verfijnde cultuur en zijn verfijnde wapens. Maar zowel zijn cultuur als zijn wapens konden erg bruut zijn.

Een voorbeeld van zo’n bruut wapen is de tetsubo. Bo staat dan voor hout en testsu voor ijzer. We hebben het dan over een houten knuppel van ongeveer 1,3 meter met stalen knoppen. Bedoeld om om lichte bepantsering en de botten van de drager te verbrijzelen en de vijandelijke zwaarden te breken. Het is een wapen dat door de grotere en sterkere krijgers moet worden gehanteerd. Ook tengu(kwelgeesten) en oni(demonen) werden soms afgebeeld met tetsubo.

Maar ook een bruut wapen kan weer efficiënter worden gemaakt.

De chigiriki is zo’n wapen. Door de ketting geeft een zwaai een versnelling aan de stalen kogel aan het eind. Bovendien kunnen wapens van de tegenstander verstrikt raken in de ketting. De lange paal geeft in het laatste geval veel grip en moment en dus controle over die verstrikte wapens. Niet zo lief.

Een interessant zwaaiend wapen met nog meer finesse is de kusarigama. Kusari is het ketting gedeelte met bal. En de kama de sikkel. Een gevecht met een tegenstander met dit wapen kostte Musashi. volgens de overlevering bijna de kop. Terwijl de steeds zwaaiende bal en ketting een ledemaat of wapen dreigen te verstrikken of verbrijzelen is de vlijmscherpe kama klaar om een ledemaat af te snijden. Op korte afstand werkt het andersom en kan met de kama worden afgeweerd om met de ketting af te maken.

Is een kusarigama al minder voor het slagveld bedoeld en meer voor een één op één gevecht dan een chigiriki, voor een manrikikusari geldt dat nog meer. Ook is dit wapen erg geschikt om mensen op te brengen als arrestant. Een zwaard kan er mee worden afgepakt. Bovendien is het makkelijk verborgen mee te nemen. Zou dit al voor politie geschikt zijn, sommige wapens waren erg geschikt om dronken samoerai van hun zwaard te ontdoen zonder ze per se te hoeven vermoorden.

De jitte is zo’n wapen. Met een paar kan een zwaard worden afgepakt en de eigenaar een ferme tik worden gegeven. Deze samoerai kan dan vol schaamte en met hoofdpijn de volgende dag weer om zijn zwaard komen vragen. Een dood clanlid is bij een eilandbevolking al gauw reden tot vendetta. Dus een licht gekrenkt ego is dan een mooie oplossing van een gevaarlijke situatie: een dronken zwaardvechter met een scherp stuk staal.

Een vergelijkbaar wapen is een set sai. De versie die door ninja werd gebruikt was dan wel om te doden en dus ook aangescherpt. De overeenkomst tussen deze wapens is eigenlijk dat ze allemaal de mogelijkheid bieden om iemand te verslaan die zijn hele leven lang studeert op het zwaardvechten. Beter kunnen zwaardvechten kan dan een oplossing zijn. Maar dat kent meestal maar één afloop… En het is niet altijd mogelijk. Deze wapens gaan voorbij aan de zwaardvechtkunst en kennen daarom andere mogelijkheden, zoals arrestatie. In dat opzicht is dit een interessante tactische zet: meet je niet met het sterke punt van je vijand, maar laat je vijand zich meten met jouw sterke punt.

Wanneer we het toch over ninja (zij die stiekem zijn) hebben, dan gaat er ineens een heel boek met Japanse wapens open. Deze wapens hebben allemaal iets gemeen: Ze zijn verborgen te dragen, vaak stiller, robuuster en een stuk goedkoper dan de meestersmeedwerken die de samoerai droegen. Zo’n wapen is makkelijker in te zetten. Je hoeft veel minder bang te zijn dat het beschadigt en kunt dus makkelijker vechten. En je hoeft minder rijk te zijn.

De kyoketsu shoge is ook weer een flexibel wapen. Erg geschikt om wapens en mensen mee te verstrikken, maar ook geschikt om mee te klimmen en te gooien.

Erg beroemd zijn natuurlijk de shuriken. Wij maakten die vroeger zelf, toen het nog mocht. Naast de bekende stervormen zijn er ook naaldvormen. Met deze wapens kunnen mensen op afstand worden uitgeschakeld, zonder dat men het gevecht hoeft aan te gaan.

De naaldvormen zijn moeilijker te hanteren, maar er kunnen er meer van worden meegedragen. Bovendien kan, door hun vorm, op een veilige wijze, een giftige variant worden gehanteerd. De giftige punt zit namelijk maar aan één kant en kan ergens in worden bewaard.

Ik heb nog meer plaatjes van bekende en minder bekende Japanse wapens. Maar dat zien we wel in deel drie.

Wapens van het oude Japan 1

Zesde bericht.

De wapens van het oude Japan.

Als we het over oude Japanse krijgskunst hebben, dan gaat het al gauw over zwaarden.

Niet zo raar, als je bedenkt dat de Japanse smeden een buitengewoon geraffineerd procedé hadden ontwikkeld om van slecht ijzererts toch goede zwaarden te kunnen maken.

Maar je zou bijna vergeten dat er ook veel andere wapens werden gebruikt in het oude Japan. Zeker voor de slag bij Sekigahara in 1600. Daarna werd er veel geformaliseerd en gestandaardiseerd. Er was immers één shogun de baas.

Maar voor die tijd werd er een keur aan wapens gebruikt met vele interessante vormen.

Hier een overzichtje van de meest voorkomende:

Beroemd is natuurlijk de ken met de rechte kling: Kusanagi No Tsurugi (De maaier van gras). Later in een blog meer over deze naam.

Het gaat hier om een recht zwaard zoals die rond deze tijd (vóór 600 nC.) ook in China werden gebruikt. Tegenwoordig het het een Jian in het Chinees. Deze vorm zie je nog steeds terug in Wu Chu en Tai Chi.

Rond het jaar 1000 vochten de meeste Japanse krijgers te paard. Hun voornaamste wapens waren de boog (yumi) en en het rechte zwaard. Waarschijnlijk werd het bereden boogschieten (yabusame) uit Korea geïmporteerd. De Japanse beoog is bekend om zijn asymmetrische vorm.

Wanneer je met een recht zwaard vanaf een paard tegen een stilstaand doel slaat, dan komen er veel krachten haaks op de kling van het zwaard te staan. Ook een zwaard van goed staal kan dan makkelijk breken. Aangezien het erts in Japan van slechte kwaliteit was en de krijgers vaak met gebroken zwaarden terug kwamen, kwam een smid met de oplossing van de kromme zwaarden. Bij een kromzwaard gaan de krachten enigszins met de lengte van de kling mee en willen ze de kling niet breken maar uit elkaar trekken. Dit laatste is natuurlijk veel moeilijker. Een bijkomend voordeel is dat een kromzwaard diepe sneden maakt, omdat je hem door de wond heen trekt.

En de tachi was daarmee geboren. Een tachi onderscheidt zich van een katana door, over het algemeen, een grotere lengte en dikte en kromming. Maar vooral door een andere draagwijze. De tachi wordt met de snede omlaag gedragen, net als Europese cavaleriesabels. Aan twee koorden of kettingen. Dit maakt het mogelijk het zwaard te trekken vanaf een paard, zonder het eigen paard het hoofd af te hakken.

De katana is een echt infanteriewapen. Rennen met een zwaard aan een koord is irritant. Het is dan veel handiger om het zwaard stevig in de obi te dragen met de snede omhoog. vanaf +-1200 nC. werd de groep krijgers in Japan enorm vergroot. Het krijgertje spelen wordt iets minder elitair. Dit is ook terug te zien in de gemiddelde kwaliteit van de wapens die worden gebruikt. En met kwaliteit bedoel ik niet zozeer de staalkwaliteit, als wel de algehele afwerking en de luxe van van de materialen.

Maar met het groter worden van de groep krijgers en de bijbehorende veldslagen, wordt ook het scala aan gebruikte wapens groter. Een paard is bijvoorbeeld duur om te hebben, maar het geeft een grote impact in een charge. daarom gebruikt de politie ze nog. Een oplossing voor een tegenstander is dan een groter zwaard. Met een o-dachi (groot zwaard) of zelfs een no-dachi (veldzwaard) kan een paard in een keer een hoofd worden afgehakt.

Met een nagamaki (lang omwikkelde tsuka) kan men kracht zetten en dwars door zwaarden bepantsering en yari heen hakken. Een nagamaki heeft een veel dikkere kling dan de meeste zwaarden.

Samoerai gebruikten al langer korte steeksperen, yari, maar als er ook niet-samoerai, ashigaru, op het slagveld worden toegelaten, neemt het aantal soorten en de lengte van de gemiddelde speer toe. Een boer mag dan minder bepantserd en getraind zijn dan een samoerai, in een groep van 20 en met langere speren, kunnen ze elke samoerai aan. Op een paard of niet. Infanterie-yari kunnen dan wel 4 meter lang zijn.

Een oplossing voor samoerai is dan weer om de nagamaki op een staf te zetten en zo de naginata (maaiend zwaard) te creëren. Deze hellebaarden zijn een stuk zwaarder dan de nu nog veel geziene, lichtere, vrouwenversie. Een naginata sloeg zo de benen onder een krijger of paard weg. De Yamabushi (letterlijk bergkrijgers, maar meestal krijgsmonniken) vochten vaak en succesvol met naginata.

Ook zijn er nog de brute wapens die dwars door bepantsering heen schade veroorzaken:

De tetsubo, het legendarische demonenwapen. Maar meer daarover de volgende keer.

Krijgskunst is geen vechtsport

Vaak moet ik uitleggen dat we bij ZA-ZEN krijgskunst studeren en geen vechtsport of zelfverdedigingssport of iets dergelijks.

Wat is het verschil?

Dan eerst de vraag wat is sport?

Met de huidige doping-schandalen in het achterhoofd een leuke vraag!

Een vechtsport is een sport. Dat wil zeggen dat het een georganiseerd iets is. Meestal ten behoeve van toeschouwers. Die willen een leuk en spannend spektakel. Om dat te bewerkstelligen, moeten de wedstrijden niet gelijk over zijn maar even duren. Het liefst met steeds wisselende kansen. En het zou het spektakel verstoren als als er een winnaar uit zou komen door toevalligheden. Dus het moet duidelijk zijn wie er wint en hoe.

Om dat te kunnen faciliteren hebben sporten regels. Bepaalde dingen mogen niet en voor andere dingen krijg je juist de punten die de winnaar bepalen. Er zijn vaak gewichtsklassen en niveau’s. Er is sprake van symmetrie. Hoe symmetrischer de sport, des te spannender de wedstrijd. Sport is daardoor enigszins eerlijk. Zodat het het talent en het harde werk van de sporters zichtbaar worden. Het talent van de sporter mag de enige oneerlijke factor zijn.

Dit resulteert in de zogenaamde sportmentaliteit. Sportiviteit. Eerlijkheid en een soort kameraadschap van gelijken. Ze zijn immers gelijk, daar zijn ze op uitgezocht!

Deze mentaliteit resulteert ook vaak in gelijk denken. Het denken gaat volgens de regels. Want voor het volgen van de regels krijg je punten. Als een sporter binnen de regels kan blijven en toch origineel kan zijn, dan is dat bijzonder. Bijzonder genoeg om op te vallen. Zo viel het op toen Guus Hiddink een Koreaans voetbal team trainde op zijn eigen manier. Maar hij gebruikte daarvoor dan ook Koreaanse mariniers…. Geen sporters per se.

Krijgskunst is per se wel asymmetrisch en on sportief. Het gaat in oorlogen niet om punten maar puur om overleven. Het domste wat je dan kunt doen is een eerlijk gevecht aan gaan. Het eerste wat een goede generaal doet is het gevecht oneerlijk en a symmetrisch maken. Bij een eerlijk gevecht zet hij de levens van zijn troepen op het spel. En geen soldaat volgt een generaal, als ie vermoedt dat de laatste zijn soldaten nodeloos offert.

Bijvoorbeeld: Een leger bestaat uit verschillende onderdelen. Artillerie, de kanonnen, is er een van.

In een eerlijk gevecht schiet de ene kant van grote afstand (15 kilometer of meer) op de vijand. Met brisante granaten, die vlak boven het doel ontploffen met veel scherven. Ze hebben elkaar dan nog niet gezien. Als het dan tot een nabijgevecht komt is de ene kant al erg uitgedund. Maar als de ene kant met zijn artillerie gaat schieten, dan doet de andere kant dat ook! In een eerlijk gevecht wint degene met de beste en ook de meeste artillerie. Een artillerieduel.

Maar dat is niet wat je wilt! Je wilt winnen. Dus stop je je soldaten in een loopgraaf en schiet op de vijandelijke artillerie. Dan heeft hij geen kanonnen meer en begint het spel pas echt! Dit is wat er in de eerste wereldoorlog gebeurde. Dit werd vooral gewonnen door de enorme overmacht van de Franse artillerie en de calculaties van maarschalk Pétain. Dat de loopgraven niet 100% beschermen snapten ook de Franse soldaten die bruut door de maarschalk geofferd werden en regelmatig in opstand kwamen.

In het boek “In Stahlgewittern” van de Duitse kapitein Ernst Jünger, beschrijft hoe hij vaak met de (betere) Duitse soldaten keer op keer met 300 man naar het front ging, om uiteindelijk met 15 man bij de loopgraven te komen. Dus Pétain zijn plan functioneerde. Net.

Ernst Jünger beschrijft ook hoe hij aan het eind van de oorlog nieuwe tactieken ontwierp. Daar hebben ze na de grote oorlog nog eens goed naar gekeken.

Toen de Duitsers in de tweede wereldoorlog, aan het oostfront met de enorme overmacht van de Russische artillerie te maken kregen, hadden ze zich aangepast. Geen artillerieduels meer! Snelle gepantserde verkenningseenheden schoten van een kleine afstand op de Russen met middelzware kanonnen. Als de Russische tanks kwamen waren deze snelle Duitse eenheden al weer weg. Dus het enige wat de Russen konden doen, was de Duitse verkenningseenheden beschieten met hun artillerie. Die had niet veel uitwerking, omdat van grote afstand schieten op een snel rijdende pantserauto toen zelden tot een directe treffer leidde. En de brisante werking van de granaten kwam niet door het lichte pantser heen.

Maar de Duitsers wisten, door het geluid en en de flitsen, wel waar de Russische artillerie was verborgen! De veel accuratere Duitse artillerie schoot dan met brisante granaten tussen de Russische artillerie en doodde zo hun bemanning. En dan begon het spel pas echt! Jammer voor de Duitsers konden, net als de Fransen in de oorlog daarvoor, de Russen hun verliezen makkelijker aanvullen. Desnoods met hordes, ongewapende Aziatische Russen. Dat was een stukje strategisch asymmetrisch oorlog voeren van Stalin. Natuurlijk met enorme menselijke offers. Maar Stalin had de wind er zo onder zitten, dat hij niet bang voor opstanden hoefde te zijn.

Ook in de Japanse krijgskunst is asymmetrisch oorlog voeren geen onbekend verschijnsel. Toen de Europeanen vuurwapens mee brachten, waren de Japanners er snel bij om meteen de modernste tactieken op hun landgenoten te gebruiken. Ook het bekende verschijnsel van de ninja, die de vijandelijke generaal vermoordt, is natuurlijk een mooi voorbeeld.

En een van mijn eigen grote voorbeelden, Myamoto Musashi, vocht als krijger vaak asymmetrisch. Toen na de slag bij Sekigahara, in 1600, de meeste oorlogen voorbij waren vocht Musashi voornamelijk duels met krijgskunstenaars. En ondanks het woord, moet je aan een soort toenmalige vechtsporters denken. Zij hadden meestal niet in de oorlogen gevochten en bereidden zich voornamelijk voor op duels. Eerlijke duels. Soms iets minder eerlijk. Maar dan wel als eerlijk voorgewend. Iaido is een overblijfsel van zo’n duelstijl.

Maar Musashi was een krijger. Hij moest winnen. Niet degene die het handigste kon zwaaien met zijn zwaard! Dus Musashi bespioneerde zijn tegenstander vaak. Maar nog vaker kwam hij te laat voor een duel. Niet een beetje, maar uren! Om de tegenstander op het verkeerde been te zetten. Psychologisch had hij dan al gewonnen. En precies dit is wat de Chinese generaal en schrijver Sun Tzu bedoelde met: “Een slechte generaal gaat het gevecht aan en probeert dan te overwinnen. Een goede generaal probeert eerst te winnen en gaat dan pas het gevecht aan“.

Ook de Romeinse veldheer Gaius Julius Caesar, stond erom bekend dat hij maanden lang met zijn legers door de bossen zwierf, het gevecht vermijdend, omdat hij niet gewonnen had. Om dan ineens op zijn moment uit de bossen te voorschijn te komen en de vijand te verslaan. Hij kende de term waarschijnlijk niet, maar hij controleerde als geen ander zijn plaats in tijd en ruimte: ma-ai.

Dus krijgers proberen zo snel mogelijk oneerlijk te spelen. Een eerlijk gevecht is dom. Talent bij de vijand kan worden uitgeschakeld door hard te werken. En, zoals we in de vorige blog konden lezen, door niet dat te doen waar de vijand goed in is. Doe dat, waar je zelf goed in bent. Vecht op jouw manier. En dwing je vijand daar in mee. Dat is wat een krijger doet!

Dus krijgers kennen geen regels en gewichtsklassen. En geen sportieve mentaliteit. Geen eerlijkheid naar de vijand, maar des te meer naar zich zelf. Een olympische titel verliezen is namelijk minder erg dan je leven verliezen. In één opzicht zijn doping gebruikende sporters dus krijgers. Ze spelen gemeen! Maar ze doen ook iets wat krijgers niet doen: ze liegen ook naar zich zelf. Doping is namelijk verboden omdat het je lijf kapot maakt. En een krijger is zuinig op zijn belangrijkste wapen: zichzelf.

Overigens werd de eerste doping door de Waffen-SS gebruikt, om de soldaten lekker agressief te maken. En ook de Amerikaanse mariniers krijgen soms een soort speed toegediend.

Dus gaat het bij krijgers niet om talent. Hoewel het wel helpt. Door alle andere factoren is een echt gevecht in uitgangspunt dus eigenlijk eerlijker dan sport. Er zijn geen gelijkmakende regels. Dus fysiek talent als discriminerende factor is in krijgskunst minder relevant. Het gaat meer om creativiteit en de wil om te overleven. En het gebruiken van de regels die de vijand in zijn hoofd heeft. Gebruik die regels tegen hem en je hebt al half gewonnen. En daarom vind ik krijgskunst over het algemeen leuker dan vechtsport.

Dewa Mata!

Max

Geef nooit op!

Geef nooit op! Jezelf matsen, is de vijand matsen.
Vierde bericht.

Beste Budoka,

De vorige keer hebben we gezien dat kritisch zijn een belangrijke voorwaarde is om een goede budostudent te kunnen zijn.

Maar er is natuurlijk meer.

Geef nooit op, jezelf matsen, is de vijand matsen.

We hebben ook in een eerder blog gezien, dat door voorkoming van cognitieve dissonantie, mensen geneigd zijn om zichzelf voor de gek te houden. Niemand wil zichzelf als lichamelijk of geestelijk lui zien, of als een afhaker. Maar dat betekent ook dat het moeilijk is om zo’n situatie te herkennen en er wat mee te doen. Het is immers voor je gevoel niet zo.

Dat je geen sukkel hoeft te zijn om hieraan ten prooi te vallen, bewijzen talloze voorbeelden uit de geschiedenis. Generaals en staatslieden zijn hier zeker niet immuun voor.

American soldier Vietnam

American soldier Vietnam

Toen de Verenigde Staten soldaten naar de oorlog in Vietnam (1959-1975) stuurden, werden deze soldaten nauwelijks opgeleid in man tegen man gevechten. Men redeneerde dat het niet nodig was, omdat men een heel modern geweer had (M16) en andere tactieken en dat er ‘tegenwoordig’ op een andere manier gevochten werd. Wishfull thinking. Moderne technologie zou het slagveld bepalen. Natuurlijk kon men de redenatie ondersteunen me talloze wetenschappelijke studies en documenten.

Helaas voor de Amerikanen, hadden de Vietnamezen die studies en documenten niet gelezen. Amerikaanse dienstplichtige soldaten, niet opgeleid om een vijand van dichtbij te zien, laat staan er mee te vechten, werden door de soldaten van het Noord Vietnamese leger (NVA) in de dichte jungle aan de bajonet geregen. De NVA had wel veel geïnvesteerd in man tegen man gevechten en had de soldaten er ook tactisch en mentaal op voorbereid. De Vietnamese generaals Ho Chi Min en Giap waren meesters in het buitenspel zetten van enkele sterke punten van de vijand.

NVA bayonettraining

NVA bayonettraining

De Amerikanen vertrouwden ten onrechte op hun technologie, omdat dat makkelijker was. Geld was er in deze jaren veel, maar voor kwaliteit van soldaten moet worden gewerkt. En hand to hand combat wordt door veel mensen, ook militairen, als eng gezien. Dus bij militaire leiders speelt deze kwestie altijd, door de eeuwen heen. Tot men met de neus op de feiten wordt gedrukt, vaak te laat. En dit is historisch veel en vaak gedocumenteerd. Zo zijn er aardig wat Amerikaanse soldaten aan een Vietnamese AK47 bajonet geregen.

Volgens Vegetius (Romeins historicus Flavius Renatus Publius Vegetius) trainden de Romeinse soldaten met zwaarden en schilden die twee keer zo zwaar waren als de spullen waar mee ze moesten vechten. “Hun veldslagen waren als bloedige oefeningen en hun oefeningen als bloedeloze veldslagen”. Na geleerd te hebben van verloren oorlogen stonden de Romeinen er om bekend dat ze zichzelf nooit matsten.

Dat je het ook kunt overdrijven bewees de waffen-ss in de tweede wereldoorlog. De oefeningen met scherpe munitie eiste slachtoffers en de ss-soldaten gingen zo graag het nabijgevecht aan dat ze in het begin van de oorlog een buitengewoon hoog percentage gewonden en doden hadden.

Wat betekent dit voor ons budoka?

Staal je geest. Word stoïcijns voor ontberingen waar je niet dood aan gaat of ziek van wordt. Maar wees niet te hard voor jezelf. Hoe dik je spieren ook zijn, een zwaard houden ze niet tegen en op hoge leeftijd is het weg. Maar je geest kan wel scherper zijn dan een zwaard. En een slap lijf is je van geen nut. Behandel jezelf als een goed stuk gereedschap: alleen als je het goed onderhoudt en niet misbruikt, dan heb je er wat aan. Alles wat je hierin laat liggen is een weggever voor de vijand. En in mijn ervaring zijn de budoka die goed worden niet altijd degenen met het meeste talent. Het zijn de budoka die blijven studeren, die bereiken wat! En als je merkt dat je ergens zwak in bent, ga dat niet uit de weg, maar zorg dat je juist dat gaat oefenen en er goed in wordt.

Leonidas

Een mooi voorbeeld is de mentaliteit van de Spartaanse koning Leonidas voor de slag bij Thermopylae (480 vC.). De Perzische keizer Xerxes probeerde de Spartanen angst aan te jagen door (naar waarheid) te vertellen dat als al zijn boogschutters te gelijk schoten, dat dan de zon verduisterde. Met zoveel waren ze. De Spartanen zouden het niet overleven.

De Spartanen waren gewend, van kinds af aan, aan onmogelijke (mentale)opgaven en kansen. En niet bang voor de dood, ze deden niets anders dan oorlogje spelen, dus dan was de dood bekend. Bovendien hadden ze veel vertrouwen in hun vechtkunst. En wisten ze dat om iets te winnen je datzelfde eerst op moet geven. Dus ook het leven.

Thermopylae

Toch baalden ze dat ze moesten vechten gehuld in brons in de Griekse zomerhitte (augustus). Je kunt dan gewoon minder doen. De Grieken zelf kozen bij voorkeur een wintermaand uit. De zon was niet te overwinnen en ook de beste krijger kan een hitteberoerte oplopen.

Dus leonidas zag meteen het voordeel van Xerxes’ dreigement en antwoordde: “Goed idee, die pijlenregen, dan hoeven we ten minste niet in de volle zon te vechten!”

Dewa mata,

Max

Wees kritisch!

Derde bericht.

De vorige keer keken we naar een belangrijke voorwaarde om een goede budostudent te kunnen zijn: Hou jezelf niet voor de gek.

Een andere voorwaarde is: Wees kritisch!

Mensen doen al gauw dingen die ze hebben geleerd. Zonder zich af te vragen waarom. Soms is de traditie zelfs niet zo handig.

Een voorbeeld:

Een dochter keek eens naar haar moeder die vlees wou gaan stoven. De moeder sneed een puntje van het vlees en gooide het weg. De dochter vroeg: “Mam, waarom snij je een puntje van het vlees?”. Het antwoord was dat de moeder van de moeder het ook deed. En dat vlees was toch altijd lekker? Toen de dochter bij haar oma hetzelfde vroeg, kreeg ze ook hetzelfde antwoord. Gelukkig was de overgrootmoeder nog in leven en kon ook zij de vraag beantwoorden. Maar het antwoord was anders: “Vroeger had ik een pan die niet zo groot was en daarom sneed ik er altijd een puntje af, zodat het vlees beter in de pan paste.”

Hoewel dit doorsnee menselijk gedrag is, kan een krijger zich dit niet veroorloven. De geschiedenis staat bol van generaals die zich op de vorige oorlog voorbereiden omdat dat de traditie is. En van de enkele generaal die dat niet doet. En daarmee dan ook overwinningen behaalt. In het verhaal van hierboven was alleen de laatste dochter eventueel geschikt als budostudent.

Het moeilijke is dat er in de beoefening van krijgskunst veel traditie voorkomt. Kledingvoorschrift, budo etiquette, etc. Dat is goed. Die traditie heeft een reden. Het waarborgt de juiste mentale en fysieke setting van les. Alles heeft een reden en een plaats. Maar de leraar moet het wel uit kunnen leggen. Traditie om de traditie maakt de geest rigide en het lichaam stijf.

Wie denkt dat hij kritischer is dan de hierboven beschreven huisvrouwen bedenk dit eens:

Bij de meeste aikido scholen mogen de leerlingen vanaf ongeveer de blauwe band een hakama (Japanse broekrok) dragen. Meestal wordt dit als een teken van rang beschouwd en stappen de dragers trots als een pauw rond.

Ik las eens een vertaald interview, van een aantal jaren geleden, met een van de oudere leerlingen van Ueshiba O Sensei. Ik ben vergeten wie precies, maar het is wel leuk. De vraag, aan de nu oude, man, was wanneer iemand nu eigenlijk een hakama moest dragen en welke kleur nu eigenlijk de goede was.

Volgens Ueshiba moest iedereen in de dojo een hakama dragen. Zonder dat liep je in je ondergoed en dat accepteerde hij niet! Aangezien we over begin 20’ste eeuw praten, was Ueshiba nog ouderwets en de meeste van zijn leerlingen leefden in een Japan waar hakama op dat moment niet als vooruitstrevend werden gezien. En net als nu waren hakama duur. Dus zijn leerlingen leenden meestal een hakama van hun opa. Het gevolg was een bonte verzameling van divers gedessineerde hakama in allerlei kleuren.

Na de tweede wereldoorlog was de gemiddelde Japanner, net als de gemiddelde Nederlander, arm. Er was gebrek aan alle grondstoffen. En zonder hakama kwam je bij Ueshiba de dojo niet in. Één soort stof echter, was er na de oorlog in overvloed: verduisteringsgordijnen. En die waren meestal zwart. Dus liep men na de oorlog meestal in zwarte hakama.

Omdat verduisteringsgordijnen van goedkope stof waren gemaakt, waren de naoorlogse hakama een kort leven beschoren. Toen de leerlingen van Ueshiba zelfstandig les begonnen te geven en met naoorlogse armoede werden geconfronteerd, was hun oplossing vaak dat de leerlingen de tijd werd gegund om te sparen voor een hakama. Maar zo rond de blauwe band moest het dan wel geregeld zijn.

Zo zie je dat de noden van de omstandigheid tradities creëren.

Is er dan ook een budotechnische reden om een hakama te dragen, of is het alleen een fatsoenskwestie van begin 20’ste eeuw?

Wanneer je een hakama draagt kan een ander de stand van je voeten niet zo goed zien en dan wordt het veel moeilijker om snel te zien welke kant je hara op gaat. Vooral met aiki Jutsu/do en kenjutsu kan dat erg handig zijn. Een andere traditie is dan dat een leraar de pijpen van zijn hakama als een luier opstroopt. Dan kunnen de leerlingen immers beter zijn voeten zien!

Welke kleur is dan de beste?

In de Japanse cultuur hebben tegenwoordig bepaalde kledingkleuren bepaalde betekenissen. Traditie, door de noden van de omstandigheden, ooit gecreëerd. Bij een kledingstuk, waarmee ik op mijn knieën moet zitten, zou ik voor een kleur kiezen die niet aflaat en waarop vlekken niet zo goed zijn te zien. En aangezien je je kleding zelf draagt, moet je er je lekker in voelen. Als je dat in paars gestippeld wilt doen en de sterren van de hemel kunt vechten…

Mocht je vinden dat Japanners erg traditioneel zijn, bedenk dan wel dat op haar krijgskunstige hoogtepunt Japan anders was dan nu. De Japanners hadden de modernste tactieken voor het gebruik van handvuurwapens.

Toen in 1603 het Tokugawa shogunaat werd gesticht werd ook het confucianisme ingevoerd in Japan. Dit moest het onderling oorlogje voeren verminderen en het besturen makkelijker maken. Belangrijke kenmerken zijn namelijk, plicht, doen wat je wordt gezegd, traditie en met een sausje van gehoorzaamheid. En vuurwapens werden verboden.

Alles heeft dus een reden. Soms zijn die redenen niet meer geldig. Je eigen stijl is nooit de beste, hoogstens een goed medium om de essentie van budo te begrijpen. Maar dat werkt alleen maar wanneer je vraagt waarom. En denk niet dat je een goede budoka wordt door klakkeloos alles van je leraar te kopiëren. Hou er echter wel rekening mee dat niet alles direct al is uit te leggen of te begrijpen.

Wees kritisch!

Dewa mata,

Max

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Ga naar pagina 1
  • Ga naar pagina 2
  • Ga naar pagina 3
  • Ga naar pagina 4
  • Ga naar Volgende pagina »

Primaire Sidebar

Footer

NAVIGATIE

  • HOME
  • BEDRIJFSTRAININGEN
  • KRIJGSKUNSTEN
  • ZA-ZEN RETREATS
  • NIEUWS
  • OVER ONS
  • CONTACT

CONTACT

Voor informatie over lessen van ZA-ZEN en bedrijfstrainingen kunt u contact opnemen met:

Max Sluiman
06-33903888
info@za-zen.nl

Postadres:
Hortensialaan 42 A
9713 KP Groningen

INFORMATIE

KVK nummer: 01138009
BTW nummer: NL105831128B01

Betalingen tav. M. A. Sluiman
NL15 INGB 0007 0062 54
BIC: INGBNL2A

© 2021 · ZA-ZEN · Realisatie Pentade

  • HOME
  • BEDRIJFSTRAININGEN
  • KRIJGSKUNSTEN
  • ZA-ZEN RETREATS
  • NIEUWS
  • OVER ONS
  • CONTACT