Wat? Is ie gek geworden?
Nee, dit is weer typisch zo’n zen paradox. Je wordt gelukkiger wanneer je je zelf zo behandelt als een vijand. Maar in zen zijn toch geen vijanden? Nog een paradox.
Hoe dat kan?
Nou:
Je kunt twee manieren onderscheiden in het om gaan met een gevecht:
1- Hard er door heen beuken, omdat het moet (go);
2-Harmonieus aanpassen aan je vijand en doen wat hij wil. En iets meer. (aiki)
Optie 2 verdient de voorkeur in het gevecht. Zowel individueel als als in veldslagen. Tegen een vijand in gaan betekent vaak dat dat jouw sterkste punt gaat concurreren met zijn sterkste punt. Zie ook het vorige blog: Wapens van het oude Japan 2. Dat kan werken, maar vormt een risico. Wat als de vijand sterker blijkt te zijn dan je dacht? En hard tegen hard kost jou ook wat. Iedereen die een half uur of langer trappen heeft staan blokken met zijn armen, weet waar ik het over heb. En natuurlijk kun je je armen harden, maar een ander kan hetzelfde met zijn benen. Er flexibel omheen gaan (ju) verdient natuurlijk de voorkeur. Dus jezelf meten met het zwakke punt van je vijand, niet zijn sterke punt. Of nog mooier: van het sterke punt van je vijand je eigen sterke punt maken (aiki). Dat laatste doe je door je aan te passen aan de vijand en de situatie. Het kan alleen als je het zo maakt dat het belang van de vijand niet tegengesteld is aan dat van jou.
De meeste mensen gaan met het verkeerde idee het gevecht in. Zowel individueel als in veldslagen. Ze denken dat hun doel is: Het verhinderen dat de vijand zijn doel bereikt, koste wat het kost. Je ziet het vaak bij judowedstrijden. De een probeert wat en de ander verstijft en klemt zich om de ene heen. Mits die laatste sterk genoeg is kan op deze manier worden voorkomen dat de eerste daar mee wint. Maar de tweede wint ook niet en het is zeker geen ju. Helaas wel moderne judo realiteit.
De oplossing is: goed realiseren wat je doelen op de lange termijn (strategisch) eigenlijk zijn. In een beweging kun je soms de energie van die ander gebruiken om jouw doel te bereiken. Hoe dichter jouw doel bij dat van de ander ligt, hoe makkelijker dat is. Je hoeft dan namelijk veel minder om te buigen. In een judowedstrijd (contradictio in terminus, maar wel realiteit) is het doel niet het verslaan van de vijand, maar de waarneming van de scheidsrechter zo beïnvloeden dat hij meer punten aan jou toekent dan aan de vijand, pardon, tegenstander. Bij een ouderwetse judo-oefening, toen het doen van wedstrijden nog niet centraal stond, was het doel om samen gevoel voor balans te ontwikkelen. Dan heb je een win-win situatie.
Alexander de Grote (356 – 323 vC) was hier goed in. Hij had al vroeg geleerd dat je de vijand niet hoefde te vernietigen. Hij vocht soms veldslagen, waarbij de vijand twee tot drie keer zo veel soldaten mee bracht. Dan zou een algehele vernietiging die vijand tot het laatst toe laten vechten voor overleving. Het is maar de vraag of Alexander dat had gewonnen. Hij bracht vaak juist chaos in de vijandelijke opstelling, zodat deze zijn sterke punt niet kon gebruiken. Dan viel hij, met zijn zware cavalerie, op het cruciale moment, op de cruciale plek aan en vernietigde de vijand zijn geloof in de overwinning, waardoor deze begon te vluchten. En dan was het klaar. Alexander wilde helemaal niet met alle vijanden vechten, dat kon hij ook niet. Dus creëerde hij een situatie waarbij zijn doel dicht bij dat van de vijand lag: Alexander wilde dat de vijand ging vluchten, omdat hij dan niet met alle vijanden hoefde te vechten. De vijand wilde vluchten omdat ze dachten dat ze niet meer konden winnen en ze dan misschien zouden sterven.
Interessant is dat Alexander daarbij vaak het leidende principe gebruikte. Volgens dit aiki– principe hou je je tegenstander een verkeerd korte termijn doel voor, een aas. In het individuele gevecht een pols of gezicht, in een veldslag de generaal. De vijand brengt zichzelf uit balans om dit doel te bereiken en is daardoor makkelijker te manipuleren. Dit wil natuurlijk alleen wanneer de vijand zich niet goed realiseert wat zijn doelen zijn.
Toen Alexander in Gordium (in de buurt van het moderne Ankara, Turkije) de macht wou overnemen werd hij met een probleem geconfronteerd: volgens een legende zou alleen een goede, slimme en geduldige leider een knoop op de dissel van een wagen kunnen ontwarren. Aiki zou dan zijn geweest om er goed de tijd voor te nemen en de knoop te ontwarren. Of nog beter: de knoop totaal negeren en iets anders, zo geweldigs doen, dat niemand nog aan de knoop denkt . Ware het niet dat de doelen van Gordium en Alexander natuurlijk niet echt bij elkaar lagen. Men wou niet de leider die de knoop kon ontwarren, men hoopte dat Alexander zou falen en zo politiek gezichtsverlies zou leiden en oprotten. Dus daar sta je dan, te midden van een menigte, onder tijdsdruk.
Alexander ging ook nu de sterke kant van zijn tegenstander uit de weg, maar gebruikte daarvoor wel go: hij hakte de knoop door met zijn zwaard. Hij toonde daar mee dat hij een flexibele leider was die een probleem kon oplossen, desnoods met geweld. Het was trouwens enorm in-character voor iemand met alle symptomen van wat we tegenwoordig ADHD noemen.
Okee. Zo kun je de vijand behandelen. Maar waarom ook jezelf?
Nou…
Soms moet je wat doen en gaat het niet lekker. Soms gaat het enorm vanzelf. Herkenbaar?
Hier kunnen veel redenen voor zijn. Van energetische redenen, tot gewoon even niet in de stemming zijn voor iets. Het kan dan handig zijn om het op zo’n tijdstip te doen dat het vanzelf gaat. Soms komt zo’n blog niet uit mijn vingers en soms kan ik niet stoppen.
De truc van efficiënt en bevredigend werken is natuurlijk dát doen wat op dat moment bij je stemming past. Daarvoor moet je je goed realiseren wat je eigenlijke doel is en niet blijven hangen in verleidelijke subdoelen.
Wat zou je doen als je rijk was? Dit is natuurlijk een goede vraag, omdat dan het subdoel van geld verdienen is geëlimineerd. Wat wil je dus echt? Moet je daar wel rijk voor zijn? Vaak niet.
Je kunt ook het leidende principe weer gebruiken. Maar nu met de motivatie van het bereiken van subdoelen die in het plan van je einddoel passen. Zo bedacht Kano de gekleurde banden voor Judo. Die banden zijn niet belangrijk, maar het stimuleert mensen wel om te studeren. En zo het hogere doel te bereiken.
Soms echter, moet je gewoon iets doen op een bepaald moment, of je nu in de juiste stemming bent of niet. Kunstenaars hebben vaak een hele batterij aan middelen om in de juiste stemming te geraken. Ook krijgers kennen diverse meditaties om een bepaalde state of mind te forceren. Oefenen helpt daarbij enorm.
Maar belangrijk is daarbij: wanneer je de zaak forceert, doe dat met iets waar jij goed in bent!
Ook go moet je dus oefenen, zowel fysiek als mentaal.
Dewa Mata
Max