Japan is niet meer wat het is geweest. Duh! Dooddoener! Welk land is wel wat het is geweest en bovendien; wanneer? En waarom is dat belangrijk?
Nou, Japan is het grote voorbeeld, van hoe krijgskunst goed beoefent kan worden.
Maar…je zegt net…
Op het antwoord “Japan” moet de vraag niet geografisch zijn, maar historisch! Alles wordt bepaald door ma-ai, plek in tijd en ruimte!
Mijn leraar haalde veel van zijn krijgskunst uit Japan. We praten dan volgens mij over de ’70 ‘ er jaren van de vorige eeuw. Een aanzienlijk deel van de Japanners beoefenden toen nog krijgskunsten. Ze hadden leraren die zelf nog voor de oorlog les hadden gehad en in een andere wereld leefden. Die wereld bestaat niet meer.
Toch zien veel budoka in het westen Japan en haar huidige cultuur als het Mekka van de budo. Ze sluiten zich aan bij een officiële stijl en halen officiële diploma’s. En de Japanners zelf, zijn ook gek op hun eigen cultuur en doen er alles aan om het imago in stand te houden. Maar hoe graag sommige Japanners ook het tegendeel beweren, het zijn mensen, net als wij. Met een bijzondere en rijke cultuur. Hun genen maken hen niet tot betere budoka. Zij begrijpen hun over-over-over-over-over gootvaders net zo min als wij Michiel de Ruyter begrijpen. En net als wij gaan ze er prat op dat wel te doen.
Ik had eens een fanatieke leerling die voor een half jaar stage naar Japan moest. Hij was bij mijn school omdat hij die ouderwetse, strenge militaire manier wel bij hem vond passen. Toen hij terug kwam, vroeg ik hem vanzelfsprekend of hij aldaar ook budo had beoefent. En natuurlijk zei hij: “ja!”. Maar hij was teleurgesteld. De leerlingen hadden er wat door elkaar op de mat gelegen en elke discipline was zoek. Ik vroeg natuurlijk:”Maar heb je de leraar dan niet gevraagd waarom dat zo ging en dat je in Nederland de “Japanse”manier gewend was. Weer antwoordde de leerling: “Ja!”. Het antwoord van de Japanse leraar was geweest, dat hij die oude Japanse manier wel wilde, maar dat er dan geen leerlingen meer kwamen. Japanse jongeren moeten al zo veel op een gedisciplineerde wijze doen… Het deed me denken aan Turken die in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw naar Nederland kwamen. Ze proberen hun cultuur te conserveren en zijn daardoor vaak ouderwetser dan de Turken die nu in Turkije wonen.
Dus je kunt je makkelijk vergissen in een cultuur.
Maar deze Japanners konden er wel om lachen. En snappen mijn punt. En laten we eerlijk zijn, dat is mij ook wel eens overkomen.
Het volgende is mij nog nooit overkomen. Gelukkig! We zien Japanners van enige leeftijd op een officiële happening tameshi giri beoefenen. Dat is snel zwaard trekken en matten snijden. Niet makkelijk! Met publiek! Echte Japanners, met echte hakama aan. En echte mon (clantekens) op hun kimono. Het is interessant om te weten dat Japanners, nog meer dan Nederlanders, erg hechten aan de juiste diploma’s van een officiële stijl. Welke stijl hier wordt getoond weet ik niet. Het zijn dus niet zo maar een stel dikke Amerikaanse hicks met een cold steel ‘katana’ in de backyard. Dit is het echte werk.
De hakkende man maakt, om zijn slagkracht te vergroten, een zwiepbeweging met zijn pols. leuk voor tameshi giri, maar als de weerstand minder is dan verwacht, kan het zwaard uit de hand schieten. In dit geval zo het publiek in! Gelukkig met de rug van de kling tegen een persoon. In het originele filmpje, dat ik niet meer kan vinden, vertelt de leraar achteraf, voor de camera dat het ook wel erg moeilijk is. Ik was in zijn plaats van schaamte onder het podium gekropen. Ik heb dat Europeanen wel eens beter zien doen. Maar ook veel slechter! Dus Japanner zijn is geen voorwaarde en geen garantie om een goed budoka te zijn. Net zo als niet alle Nederlanders goede schaatsers of scheepsbouwers zijn.
Maar om een goed budoka te zijn, moet je wel de Japanse cultuur begrijpen. De taal en de concepten. Anders zul je de budo concepten nooit snappen. Welke Japanse cultuur? Die uit de tijd dat mensen nog werden afgerekend op hun vechtkunst en nog niet 11 uur per dag stil moesten zitten op een kantoor. Het spreekt natuurlijk voor zich dat een Japanner het in dat snappen makkelijker in heeft dan een ander. Maar nog steeds vereist krijgskunst: Moed, doorzettingsvermogen en tijd.
In welke tijd werden de Japanners afgerekend op hun vechtkunst? In de tijd dat ze veel oorlogje speelden. Net als de oude Grieken, kenden de Japanners een tijd van onderlinge strijd en competitie die het niveau van hun vechtkunst deed stijgen. In Japan is dit de tijd van de Oorlogvoerende Staten, 戦国時代 Sengoku jidai. 1467 – 1603. Net als in de Europese Middeleeuwen waren er feodale heren die landje pik deden. En zoveel landjes als er waren, zoveel manieren waren er om dingen te doen. Er waren zelfs Boeddhistisch/communistische communes!
In dát Japan was er geen ruimte voor behoudendheid of zelfs voor bushido. Je had gelijk als je overleefde. De overlevers bepaalden de code. Er werden door daimyo (feodale opperheren) net zoveel oneerbare achterbakse streken uitgehaald als hier in Europa. En de status van het beroemde Japanse zwaard was niet meer bijzonder dan het nut er van op het slagveld. Naast een veelheid van andere wapens. Waarvan de Yari (piek) wel het meest werd gebruikt. In tegenstelling tot in het latere Japan was er sociale mobiliteit. Merites waren nodig om te overleven. De bekendste boer die niet alleen daimyo, maar zelfs de belangrijkste daimyo werd was Toyotomi Hideyoshi 豊臣 秀吉 1536 – 1598). Ook van het neerkijken op vuurwapens was in deze tijd nog geen sprake. In het jaar 1600, toen Nederlanders de slag bij Nieuwpoort wonnen met de modernste vuurwapen tactieken, vochten Japanners de slag bij Sekigahara. Ook met de modernste vuurwapen tactieken.
Daimyo Tokugawa Ieyasu 徳川 家康 1543 –1616 won in 1600 de slag bij Sekigahara en werd daar mee de shugun (opperheer) en feitelijk alleenheerser van Japan. Hij maakte een einde aan de Sengoku Jidai. Om dat voor elkaar te krijgen voerde hij strenge regels in. Afgelopen met dat onderlinge oorlogje spelen. Dat was vanaf nu alleen nog voorbehouden aan samoerai, in opdracht van hun heerser, Tokugawa Ieyasu. En er was maar één manier van doen: zijn manier.
Om hem bij te staan voerde hij een hulpmiddel in, dat al eerder door een Chinese keizer was ingezet, voor hetzelfde doel. Hoe krijg je alle neuzen netjes dezelfde kant op? Confucianisme! Een praktische filosofie die dictatuur ondersteunt. Kort gezegd komt het er op neer dat: je moet doen wat de baas zegt; je mond houden; tradities moet eren; je moet doen wat de baas zegt; dat doen wat altijd werd gedaan; je mond houden en doen wat de baas zegt. En vooral geen dingen willen veranderen of opschudding en/of onrust veroorzaken. En natuurlijk doen wat de baas zegt. Een mooi gezegde, die dit ondersteunt is: “De spijker die uit het hout steekt, zal worden teruggeslagen“. Dit regime van de Tokugawa familie (Tokugawa bakufu, 徳川幕府) duurde tot 1868.
Zoals elke militair kan vertellen; ten tijde van vrede heerst er een andere cultuur. Een cultuur waarin de regels belangrijker zijn dan het resultaat. In Japan is uit deze periode ook de vast vormgegeven Bushido (武士道). Bushido betekent de weg van de krijger (bushi). De bushido omhelst een set regels waaraan samoerai moeten voldoen. Centraal staan natuurlijk trouw aan hun heer en de onverzelfsprekendheid om voor eigen belang te werken. Uit deze tijd is ook het geschrift “Hagakure“. Vol met dood en opoffering van de samoerai voor hun heer. Voor 1600 bepaalde elke samoerai zelf met wat voor zwaard hij vocht. Of een ander wapen. Onder het Tokugawa bakufu moesten alle zwaarden de zelfde lengte hebben. De meeste boken/bokuto die je tegenwoordig koopt, hebben die lengte nog steeds: 102 cm! Overigens was het nu alleen aan samoerai toegestaan twee zwaarden te dragen. Een heel ander beeld dan, de door een heer bewapende, boeren (ashigaru, 足軽), die ruimschoots aanwezig waren bij Sekigahara! Overigens werd nu het gebruik van vuurwapens als oneervol beschouwd. En soms verboden. Het is uit deze tijd dat het Japanse zwaard veranderde van één van de werktuigen voor krijgers (samoerai én andere krijgers), tot hét mythische object voor samoerai.
Voor de gehele maatschappij werd vastgelegd wat van de verschillende klassen hun status en doel voor de maatschappij was. Interessant is dat boeren niet onder aan de ladder stonden. Handelaren wel, zij voegden volgens de gangbare ideeën niets toe aan de maatschappij. En betaalden dus ook geen belasting!
Ook waren er nu teveel samoerai. Bij gebrek aan oorlog waren er minder nodig. En de samoerai die nog nodig waren, werden voor ingezet bij het besturen. Dus: bureauwerk! Dus de waarde van een samoerai hing nu niet af van zijn vechtkunst, maar van zijn vermogen tot lezen en schrijven, tellen en zijn mond houden. Men droeg nog zwaarden, maar alleen als statussymbool. Hier op waren natuurlijk wel uitzonderingen. Een mooie en illustratieve Japanse film over het leven van samoerai aan het einde van de Tokugawa bakufu is “Twilight Samurai”, van Yoji Yamada. Het gaat hier over een arme samoerai, maar één die nog wel wat met het zwaard kan! Hier een mooi stukje actie!
Je kunt je voorstellen dat in een maatschappij, waarin het volgen van een set regels belangrijker wordt gevonden dan het resultaat, er geen drive tot vernieuwing is en er eerder sprake van achteruitgang is. Zeker op het gebied van krijgskunst. Maar ook op het gebied van bestuur. Armoede en hongersnood was heel gewoon. Maar de dood door oorlogsgeweld natuurlijk minder. Het is ook uit deze tijd dat de meeste koryū (古流, oude stijl) krijgskunst scholen zijn ontstaan. Vóór Sekigahara beoefenden krijgers meerdere krijgskunsten en kreeg men les in de clan waar men voor vocht. Na Sekigahara konden samoerai op eigen initiatief en kosten les nemen in één van de takken van krijgskunst bij één van de vele scholen. De enige gelegenheid om de betrokken kunst te testen was het duel. En duelleren was verboden! Hoewel de koryū krijgskunsten dus als oude stijlen gelden, zijn ze dus vaak van ná het hoogtepunt van de Japanse krijgskunst!
Zeer interessant is het boek “Musashi”van Yoshikawa. Het gaat over het leven van Myamoto Musashi, een van de beroemdste Japanse zwaardvechters ooit. Hij leidde een zeer interessant en compromisloos leven. In deze context is het interessant dat hij als samoerai bij Sekigahara aan de verliezende kant vocht en overleefde. Het zelfmoord plegen na verlies was dus nog niet de gewoonte! Maar ook Musahsi zijn mentale houding spreekt boekdelen. Hij is een echte krijger en doet steeds dat wat nodig is om te overleven. Hij leefde op de grens van twee tijdvakken en vocht vele duels met echte zwaardkunstenaars. Deze laatsten waren vaak jonger en hadden zelf de tijd van de oorlogvoerende staten niet meegemaakt. Ook zijn ontmoeting met Gonnosuke, de uitvinder van de jo(korte staf), is zeer tekenend. Gonnosuke beoefende een bo(lange staf)-stijl en volgde netjes de regels en trainde fanatiek. Hij was erg teleurgesteld, dat hij ondanks zijn fanatieke trainen Musashi niet kon verslaan. Pas na het loslaten van de regels wist hij dat wel te doen.
Japan werd dus geïsoleerd en er mochten geen buitenlanders meer komen. Nederlanders mochten via het eilandje Deshima handel drijven met de Japanners. Zo werd dus ook voorkomen dat Japanners in contact kwamen met andere ideeën.
Het effect van deze 265 jaar isolatie en stagnatie in cultuur en denken kan moeilijk worden overschat. De behoudzucht aan de ene kant, heeft er voor gezorgd dat er nog zoveel over is van de oude Japanse cultuur. Maar aan de andere kant, heeft het er voor gezorgd dat een van de sterkste kanten van de Japanse krijgskunsten, de flexibiliteit (ju, 柔) en doelgerichtheid in denken sterk verminderde. Belangrijk is, dat het Japanse denken van de laatste paar honderd jaar radicaal anders is dan dat van voor 1600. Het is dus de cultuur die een krijgskunst maakt.
Toch waren de Japanners in staat om het roer weer enigszins om te gooien. Mentaal, filosofisch en praktisch. Maar daarvoor werden ze wel door buitenlanders geholpen. Hoe dat ging, vertel ik een volgende keer.