Vaak moet ik uitleggen dat we bij ZA-ZEN krijgskunst studeren en geen vechtsport of zelfverdedigingssport of iets dergelijks.
Wat is het verschil?
Dan eerst de vraag wat is sport?
Met de huidige doping-schandalen in het achterhoofd een leuke vraag!
Een vechtsport is een sport. Dat wil zeggen dat het een georganiseerd iets is. Meestal ten behoeve van toeschouwers. Die willen een leuk en spannend spektakel. Om dat te bewerkstelligen, moeten de wedstrijden niet gelijk over zijn maar even duren. Het liefst met steeds wisselende kansen. En het zou het spektakel verstoren als als er een winnaar uit zou komen door toevalligheden. Dus het moet duidelijk zijn wie er wint en hoe.
Om dat te kunnen faciliteren hebben sporten regels. Bepaalde dingen mogen niet en voor andere dingen krijg je juist de punten die de winnaar bepalen. Er zijn vaak gewichtsklassen en niveau’s. Er is sprake van symmetrie. Hoe symmetrischer de sport, des te spannender de wedstrijd. Sport is daardoor enigszins eerlijk. Zodat het het talent en het harde werk van de sporters zichtbaar worden. Het talent van de sporter mag de enige oneerlijke factor zijn.
Dit resulteert in de zogenaamde sportmentaliteit. Sportiviteit. Eerlijkheid en een soort kameraadschap van gelijken. Ze zijn immers gelijk, daar zijn ze op uitgezocht!
Deze mentaliteit resulteert ook vaak in gelijk denken. Het denken gaat volgens de regels. Want voor het volgen van de regels krijg je punten. Als een sporter binnen de regels kan blijven en toch origineel kan zijn, dan is dat bijzonder. Bijzonder genoeg om op te vallen. Zo viel het op toen Guus Hiddink een Koreaans voetbal team trainde op zijn eigen manier. Maar hij gebruikte daarvoor dan ook Koreaanse mariniers…. Geen sporters per se.
Krijgskunst is per se wel asymmetrisch en on sportief. Het gaat in oorlogen niet om punten maar puur om overleven. Het domste wat je dan kunt doen is een eerlijk gevecht aan gaan. Het eerste wat een goede generaal doet is het gevecht oneerlijk en a symmetrisch maken. Bij een eerlijk gevecht zet hij de levens van zijn troepen op het spel. En geen soldaat volgt een generaal, als ie vermoedt dat de laatste zijn soldaten nodeloos offert.
Bijvoorbeeld: Een leger bestaat uit verschillende onderdelen. Artillerie, de kanonnen, is er een van.
In een eerlijk gevecht schiet de ene kant van grote afstand (15 kilometer of meer) op de vijand. Met brisante granaten, die vlak boven het doel ontploffen met veel scherven. Ze hebben elkaar dan nog niet gezien. Als het dan tot een nabijgevecht komt is de ene kant al erg uitgedund. Maar als de ene kant met zijn artillerie gaat schieten, dan doet de andere kant dat ook! In een eerlijk gevecht wint degene met de beste en ook de meeste artillerie. Een artillerieduel.
Maar dat is niet wat je wilt! Je wilt winnen. Dus stop je je soldaten in een loopgraaf en schiet op de vijandelijke artillerie. Dan heeft hij geen kanonnen meer en begint het spel pas echt! Dit is wat er in de eerste wereldoorlog gebeurde. Dit werd vooral gewonnen door de enorme overmacht van de Franse artillerie en de calculaties van maarschalk Pétain. Dat de loopgraven niet 100% beschermen snapten ook de Franse soldaten die bruut door de maarschalk geofferd werden en regelmatig in opstand kwamen.
In het boek “In Stahlgewittern” van de Duitse kapitein Ernst Jünger, beschrijft hoe hij vaak met de (betere) Duitse soldaten keer op keer met 300 man naar het front ging, om uiteindelijk met 15 man bij de loopgraven te komen. Dus Pétain zijn plan functioneerde. Net.
Ernst Jünger beschrijft ook hoe hij aan het eind van de oorlog nieuwe tactieken ontwierp. Daar hebben ze na de grote oorlog nog eens goed naar gekeken.
Toen de Duitsers in de tweede wereldoorlog, aan het oostfront met de enorme overmacht van de Russische artillerie te maken kregen, hadden ze zich aangepast. Geen artillerieduels meer! Snelle gepantserde verkenningseenheden schoten van een kleine afstand op de Russen met middelzware kanonnen. Als de Russische tanks kwamen waren deze snelle Duitse eenheden al weer weg. Dus het enige wat de Russen konden doen, was de Duitse verkenningseenheden beschieten met hun artillerie. Die had niet veel uitwerking, omdat van grote afstand schieten op een snel rijdende pantserauto toen zelden tot een directe treffer leidde. En de brisante werking van de granaten kwam niet door het lichte pantser heen.
Maar de Duitsers wisten, door het geluid en en de flitsen, wel waar de Russische artillerie was verborgen! De veel accuratere Duitse artillerie schoot dan met brisante granaten tussen de Russische artillerie en doodde zo hun bemanning. En dan begon het spel pas echt! Jammer voor de Duitsers konden, net als de Fransen in de oorlog daarvoor, de Russen hun verliezen makkelijker aanvullen. Desnoods met hordes, ongewapende Aziatische Russen. Dat was een stukje strategisch asymmetrisch oorlog voeren van Stalin. Natuurlijk met enorme menselijke offers. Maar Stalin had de wind er zo onder zitten, dat hij niet bang voor opstanden hoefde te zijn.
Ook in de Japanse krijgskunst is asymmetrisch oorlog voeren geen onbekend verschijnsel. Toen de Europeanen vuurwapens mee brachten, waren de Japanners er snel bij om meteen de modernste tactieken op hun landgenoten te gebruiken. Ook het bekende verschijnsel van de ninja, die de vijandelijke generaal vermoordt, is natuurlijk een mooi voorbeeld.
En een van mijn eigen grote voorbeelden, Myamoto Musashi, vocht als krijger vaak asymmetrisch. Toen na de slag bij Sekigahara, in 1600, de meeste oorlogen voorbij waren vocht Musashi voornamelijk duels met krijgskunstenaars. En ondanks het woord, moet je aan een soort toenmalige vechtsporters denken. Zij hadden meestal niet in de oorlogen gevochten en bereidden zich voornamelijk voor op duels. Eerlijke duels. Soms iets minder eerlijk. Maar dan wel als eerlijk voorgewend. Iaido is een overblijfsel van zo’n duelstijl.
Maar Musashi was een krijger. Hij moest winnen. Niet degene die het handigste kon zwaaien met zijn zwaard! Dus Musashi bespioneerde zijn tegenstander vaak. Maar nog vaker kwam hij te laat voor een duel. Niet een beetje, maar uren! Om de tegenstander op het verkeerde been te zetten. Psychologisch had hij dan al gewonnen. En precies dit is wat de Chinese generaal en schrijver Sun Tzu bedoelde met: “Een slechte generaal gaat het gevecht aan en probeert dan te overwinnen. Een goede generaal probeert eerst te winnen en gaat dan pas het gevecht aan“.
Ook de Romeinse veldheer Gaius Julius Caesar, stond erom bekend dat hij maanden lang met zijn legers door de bossen zwierf, het gevecht vermijdend, omdat hij niet gewonnen had. Om dan ineens op zijn moment uit de bossen te voorschijn te komen en de vijand te verslaan. Hij kende de term waarschijnlijk niet, maar hij controleerde als geen ander zijn plaats in tijd en ruimte: ma-ai.
Dus krijgers proberen zo snel mogelijk oneerlijk te spelen. Een eerlijk gevecht is dom. Talent bij de vijand kan worden uitgeschakeld door hard te werken. En, zoals we in de vorige blog konden lezen, door niet dat te doen waar de vijand goed in is. Doe dat, waar je zelf goed in bent. Vecht op jouw manier. En dwing je vijand daar in mee. Dat is wat een krijger doet!
Dus krijgers kennen geen regels en gewichtsklassen. En geen sportieve mentaliteit. Geen eerlijkheid naar de vijand, maar des te meer naar zich zelf. Een olympische titel verliezen is namelijk minder erg dan je leven verliezen. In één opzicht zijn doping gebruikende sporters dus krijgers. Ze spelen gemeen! Maar ze doen ook iets wat krijgers niet doen: ze liegen ook naar zich zelf. Doping is namelijk verboden omdat het je lijf kapot maakt. En een krijger is zuinig op zijn belangrijkste wapen: zichzelf.
Overigens werd de eerste doping door de Waffen-SS gebruikt, om de soldaten lekker agressief te maken. En ook de Amerikaanse mariniers krijgen soms een soort speed toegediend.
Dus gaat het bij krijgers niet om talent. Hoewel het wel helpt. Door alle andere factoren is een echt gevecht in uitgangspunt dus eigenlijk eerlijker dan sport. Er zijn geen gelijkmakende regels. Dus fysiek talent als discriminerende factor is in krijgskunst minder relevant. Het gaat meer om creativiteit en de wil om te overleven. En het gebruiken van de regels die de vijand in zijn hoofd heeft. Gebruik die regels tegen hem en je hebt al half gewonnen. En daarom vind ik krijgskunst over het algemeen leuker dan vechtsport.
Dewa Mata!
Max