De meeste budoka (krijgskunstenaars) zijn net mensen: ze willen graag het gevoel hebben dat ze goed bezig zijn. Maar wat is een graadmeter van “goed bezig zijn” in budo?
Sommigen hebben een hoge dangraad. Meerdere gekleurde banden en insignes op hun keikogi (oefenpak). Maar nou heb ik al best een aantal budoka gezien met hoge dangraden, waar ik best mee op de vuist kan. En een aantal van mijn leerlingen ook wel. Het komt er waarschijnlijk op neer wie die dangraden uitreikt. Was dát een goede budoka? En zo hebben we de vraag verlegd. Dus een (hoge) dangraad is geen garantie.
Een, door een organisatie erkende, graad van de budoka. Meestal worden graden erkenningen door een gradencommissie binnen een organisatie bepaald. Het kan enorme status geven. Maar ook hier geldt weer: wie zit er in die commissie en zijn dat mensen met verstand van zaken?
Een rijkserkend diploma van de budoka. Het rijk wordt bestuurd door ambtenaren en politici, niet door krijgskunstenaars. De bestuurders moeten zich dus volledig op adviezen van , aan hun bekende, krijgskunstenaars verlaten. En wie zijn dat? Hoewel de status enorm kan zijn en rijkserkenning financieel voordeel op kan leveren, bij de toekenning van subsidies, zegt het niets over het niveau van de krijgskunstenaar. Het zegt iets over politiek en sociale netwerken.
De juiste stijl beoefenen. Ik heb mensen echt verschrikkelijke uitvoeringen van een goede stijl zien doen. En omgekeerd. De stijl van iemand die vroeger succes had, beoefenen, is geen garantie voor budokwaliteit.
Een grote school met veel leerlingen van de budoka. Dit betekent onherroepelijk dat iemand zijn zaken goed kan regelen en dat veel beginners het voldoende waard vinden om er les in te krijgen. En dat er leuk les wordt gegeven. Het kan ook betekenen dat de leerlingen niet te hard worden aangepakt en met relatief weinig moeite zich toch een krijger kunnen voelen. Hoe dan ook: leerlingen zijn belangrijk voor het commerciële succes van een school, maar ze zijn natuurlijk niet de aangewezen personen om een beoordeling over een niveau te geven. Daarvoor zijn het leerlingen.
Een school met veel studenten, dat wil zeggen gevorderde leerlingen. Dit is al interessanter, omdat ook gevorderde krijgskunstenaars het blijkbaar leerzaam vinden. Maar ook nu loop je het gevaar dat men elkaar de pluimen uitreikt voor het hebben van een goed gevoel.
In het verleden behaalde vechtsportprijzen geven aan dat iemand binnen de regels van een vechtsport in het verleden maximaal het systeem kon gebruiken om punten te scoren. Meestal waren die personen destijds erg fit en fysiek handig. Wil je sportwedstrijden winnen, dan is het zeker de moeite waard om les te hebben gehad van mensen die daar succes in hebben gehad. Soms kunnen ze goed vertellen hoe zij in het verleden succes konden hebben in een bepaalde wedstrijdsport. Dat is zeer leerzaam. Ook hebben ze vaak interessante contacten in de sportwereld. Maar vechtsport is geen krijgskunst.
Het meermaals overleeft hebben van gevechten op leven en dood en het na kunnen vertellen. Dit is natuurlijk de ultieme test, maar zoals de omschrijving doet vermoeden: erg gevaarlijk. Het vereist een specifieke mentale instelling om zoiets aan te gaan en ook om er nadien mee om te kunnen gaan. Deze mensen hebben in elk geval meer recht van spreken dan diegenen die het gevecht niet aangingen, of diegenen die weggedragen moesten worden. De beroemde zwaardvechter Musashi, ging veel duels op leven en dood aan, om zijn steeds ontwikkelende krijgskunst te testen. Maar zijn tegenstanders overleefden deze test vaak niet. Dus het gevecht op leven dood aangaan is bepaald geen goede garantie om een goede budoka te worden. In tegendeel, de budocarrière zou wel eens vroeg kunnen eindigen. Toch geeft het verhaal van Musashi een goede clou.
Toen Musashi ging vechten met Gonnosuke, verloor deze laatste. Zeer ongewoon, liet Musashi Gonnosuke in leven. Gonnosuke was zeer teleurgesteld over zijn verlies en zijn kunde met de bo (lange staf). Hij had immers jaren, de oefeningen die hem waren geleerd, trouw gedaan. Na bij zijn moeder te hebben uitgehuild (volgens de schrijver Yoshikawa), analyseerde Gonnosuke het gevecht en verbeterde zijn techniek. Hij kwam bovendien met de veel handzamere jo (korte stok) op de proppen. In een volgend gevecht versloeg Gonnosuke Musashi. Nu liet Gonnosuke Musashi in leven. Betekent dit, dat Shinto Muso-ryu jo-jutsu, of het moderne jo-do, beter is dan het ken-jutsu van Musashi? Nee, het betekende dat Gonnosuke zijn jo-jutsu beter was dan Musashi zijn ken-jutsu, op dat moment! Hoe kon dat?
Het antwoord is natuurlijk dat Gonnosuke zich had verbeterd. Hij had geaccepteerd dat hij had verloren en was in staat er een analyse van te maken. Hij was, in plaats van steeds te herhalen, wat hem was geleerd, gaan studeren. Musashi was ook steeds aan het studeren. Het gevecht was slechts een test om te kijken of hun studiewijze klopte. Dat herkenden de beide heren waarschijnlijk in elkaar en zou wel eens verklaring kunnen zijn voor hun latere vriendschap.
Maar de essentie hebben we nu te pakken: Studeren!
En geldt dit eigenlijk niet voor alle vakken doe je beoefent? Alleen bij krijgskunsten is de ultieme test zo duidelijk en definitief.
Sus je dus niet in een mentale slaap met een of meer van de bovenstaande middelen. Neem nooit genoegen met je niveau. Accepteer dat je niet de beste bent, maar dat je met hard werken misschien goed zou kunnen zijn. Er is geen binnendoorweggetje, waarmee je zonder veel fysieke en mentale inzet, toch een hoog niveau weet te bereiken. Blijf studeren!
Heb ik nu de vraag verlegd van: “Wat is een goede budoka?”, naar “Wat is een goede budostudent?” Eigenlijk wel. Maar op die laatste vraag is een heel goed antwoord te geven. En dat doe ik de volgende keer.
Dewa mata,
Max