• Door naar de hoofd inhoud
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst

ZA-ZEN

Bedrijfstrainingen, krijgskunst en coaching

  • HOME
  • BEDRIJFSTRAININGEN
  • KRIJGSKUNSTEN
  • ZA-ZEN RETREATS
  • NIEUWS
  • OVER ONS
  • CONTACT

Krijgskunst

Blijf studeren!

We kwamen er in het eerste blog al achter dat een goede budoka een budostudent is. In het tweede blog vonden we al uit dat er aantal dingen zijn die je kunt doen om een goede budostudent te zijn.

De belangrijkste: Er niet mee stoppen!

Volgens Jigoro Kano: ”Budo is negen keer vallen en tien keer opstaan.”

Hiermee bedoelde hij waarschijnlijk niet alleen het beoefenen, maar ook het studeren. Wat is het verschil? Het beoefenen is het doen, er plezier in hebben en er mee bezig zijn. Studeren is twijfelen aan wat je doet. Kritisch zijn op je manier van doen en zoeken naar verbetering. Dat betekent dat je moet accepteren dat je misschien niet perfect bezig bent. En dat vereist het om gaan met onzekerheid.

Op het moment van vechten zelf, ga je niet twijfelen. Dan doe je gewoon. Maar tussen de gevechten door, moet je analyseren. Niet je zelf op de borst kloppen. Je zelf op de borst kloppen is bang zijn voor onzekerheid. Je zelf bevestigen. Dat is het begin van het einde. Want je stopt met het kritisch zijn. Van elke dagelijkse situatie, dus ook van mindere en beginnende budoka kun je iets belangrijks leren, mits….

Mits dat je instelling is en je dat van plan bent. Dus zoek naar het leermoment van de dagelijkse situaties.

Mijn belangrijkste leraar, Peter van Haperen kon behoorlijk vechten en aan iemand die er aan twijfelde liet hij dat graag en veel zien. En veelvuldig verschafte hij ons, leerlingen, een aha-moment door de eigenlijke structuur van budo te laten zien. Maar ik zal nooit vergeten dat hij na al die jaren in staat was om het volgende te doen: Er was een nieuwe leerling op de ju-jutsu-les en die deed het niet helemaal zoals was voorgedaan. Dat kon ook niet, want hij was nieuw. Hij deed het dus ‘verkeerd’. Toen mijn leraar, de shihan noemden wij hem, dat zag riep hij:”Stop! Van wie heb je dat? Dat heb je niet van mij!”. De leerling, die uit onnozelheid zo maar iets deed haalde natuurlijk zijn schouders op. De shihan liet de leerling het nog eens doen terwijl we allemaal moesten kijken. En toen zij hij tot mijn verbazing: ”Kijk, zo gaan we het vanaf nu allemaal doen!” Wat de beginnende leerling in zijn onnozelheid niet zag, is dat hij door zijn onervarenheid een eigen manier van bewegen had, die iets nieuws opleverde. De shihan zag het, erkende de waarde er van en maakte het zich eigen. Dát is studeren! Je wordt alleen goed door steeds te verbeteren. Helaas ben je niet een goede budoka, simpel omdat jij, jij bent.

Dit is natuurlijk moeilijk te verenigen met het stellen van een einddoel in budo. Het heet niet voor niets budo. Het woord do betekent weg in het Japans. Het betekent dat een budoka wel manieren van doen heeft, maar niet een einddoel heeft. De weg is oneindig lang. Wanneer je je op een eindpunt waant, dan stop je de weg af te leggen en dus ook met studeren.

Het kritisch zijn op het eigen functioneren is voor sommige mensen eng. Ik heb veel beginnende budoka gezien, die, geconfronteerd met hun onkunde, even heel kritisch naar zichzelf zijn. Tot dat ze iets kunnen, meestal zo rond de groene band en er dan mee stoppen. Men houdt zichzelf onbewust liever voor de gek dan kritisch te moeten zijn en de dingen te zien zoals ze zijn. Dit is natuurlijk de basis voor veel religies. En ook veel wetenschappers blijken mensen te zijn. Het geldende paradigma wordt als het ware heilig verklaard. Al of niet met hulp van sponsorende industrie.

Een ander ‘eindpunt’ is de zwarte band. Of eerste dan. Voor veel budoka is dat het ultieme doel. Maar dan begint het pas echt! Dan is er, als het goed is, een basis om te gaan studeren. Wat ik echter vaak zie is dat er vanaf dat moment wordt beoefent en de ingeslagen weg juist wordt doorgezet. Men heeft immers de ‘status’ van een zwarte bander. En dat is, voor veel mensen, een fijner gevoel, dan het besef dat er nog wat kan worden geleerd. Ik hoor ook vaak: “Ik ben 3e dan huppeldepup” . Nee, denk ik dan, je hebt tijdelijk een 3e dan. En als je stopt met studeren en onderhouden, dan heb je niet meer het niveau dat je ooit had. Als je je eigenwaarde dus aan je dangraad moet ophangen, zakt ie er af. Ik ken zelfs iemand die ondertekent zijn e-mails met ****** doctorandus*****, 6e dan judo etc. Dan denk ik dat die veel bevestiging nodig heeft en dat dát zijn zwakke punt is.

Hang je eigenwaarde op aan het kritisch zijn op je eigen functioneren. Niet aan een punt, maar aan je drijfveer te willen groeien. Dát is niet tijdelijk, maar kan zo lang duren als jij het wilt! En het komt iedereen toe! Ongeacht je tijdelijke niveau.

Nog een leuke van Kano: “Het is niet belangrijk beter te zijn dan een ander, maar om beter te zijn dan gisteren“. En daar mee slaat hij volgens mij, qua budo, de spijker op zijn kop. In een gevecht moet je natuurlijk wel de beste zijn. Anders ben je gauw af.

De weg (do) af leggen van de bu, de krijg, is dus niet een makkelijke, luie weg. Het vereist het om kunnen gaan met onzekerheid, het ontbreken van vaste punten en acceptatie van onder andere je onkunde. Je moet continu waakzaam zijn, voor de menselijke drang je fijn te willen voelen met een valse voorstelling van zaken.

Er zijn gelukkig ook leuke kanten aan de budo! Omdat de weg oneindig lang is, blijft het ook steeds spannend. Er valt steeds iets nieuws te ontdekken. En bedenk ook dat je tijd zat hebt: de rest van je leven.

Zie budo dan ook niet als een berg dingen die je nog moet doen, maar als een berg dingen waar je naar behoefte wat van kunt ontdekken!

En als je daar mee bezig kunt zijn, behoor je tot de mensen die de moed hebben met onzekerheid om te gaan en nieuwsgierig van aard zijn. Dat is een bijzondere groep!

Soms gaat het niet zo lekker op de les en dan baal je? Als het lekker gaat, dan deed je wat je immers al kon. Als het niet zo lekker gaat, dan probeer je op een hoger/ander niveau iets te doen en ben je dus eigenlijk aan het groeien! Dus als het even niet zo lekker gaat, dan ben je eigenlijk goed bezig! Let maar op, de les daarop gaat het ineens vanzelf. Dus het feit dat je bezig bent en iets probeert waar je niet goed in bent is cool, dat maakt groei. Niet steeds doen wat je al goed kunt. Dat is lame.

Tijdens het gevecht is het natuurlijk andersom. Tenzij je tot de ontdekking komt dat je aan het verliezen bent. Dan moet je soms heel snel en creatief zijn. Maar dat heb je dan al geoefend!

Er zijn nog meer leuke kanten aan het bewandelen van de budo. Maar dat vertel ik een andere keer.

Dewa Mata

Kamikaze, solliciteren en de dood

In deze tijd, waarin menig mens aan het solliciteren is, of wanhopig aan zijn of haar baan probeert vast te houden kan het interessant zijn om er eens naar te kijken vanuit een budoperspectief. Ik beloof dat het dit keer ook interessant is. Er zit een leuke tip in.

Veel mensen denken bij samoerai aan een stel overijverige Japanners met een scherp zwaard en een doodswens. En toegegeven, de kamikaze-piloten uit de tweede wereldoorlog hebben flink aan dat beeld bijgedragen. Een beeld van een stel, aan religieuze waanzin grenzende gekken.

Maar dat beeld is niet alleen onvolledig, het klopt niet en wat belangrijk is: moderne Japanners zijn zijn niet de Japanners uit de tweede wereldoorlog. En de Japanners uit de tweede wereldoorlog zijn heel anders dan de Japanners dan Japanners uit de 16e eeuw. Als je Japanners door Nederlanders vervangt, gaat bovenstaande stelling ook op. Dus in tegenstelling tot wat Japanners vroeger en nu soms beweren en in tegenstelling tot wat westerlingen soms beweren: Japanners zijn mensen! Dat betekent dat ze ze aan dezelfde emoties bloot staan als de rest van de wereld. Hoe ze er mee om gaan en gingen, dat is wat anders.

Stel je voor dat je een beroepskrijger (samoerai) bent in een maatschappij die zeer hoge eisen aan haar leden stelt. Met een bekende familienaam en een lange historie zou je, mens als je bent, wel eens een keer minder kunnen presteren dan men van je verwacht. Voor moderne topsporters leidt deze stress ook wel eens tot onderprestatie. Of herkenbaar voor de meesten van ons: je hebt het zo druk in je hoofd, dat je iets voor de hand liggends vergeet. Voeg daar in gedachten bij: de reële kans op een slagveld, om een vervelende dood te sterven en het mentale plaatje is compleet. Stress, zeker langdurig, leidt tot mentale blokkering en onderprestatie. En het is ongezond. Het kan leiden tot burn out en post post traumatic stress disorder.

Het aparte is natuurlijk, dat wanneer je die stress niet zou hebben, dat je dan beter presteert en dus minder kans hebt om te ondergaan wat je vreest! In dit geval schande en de dood.

Nou overkwam mij eens het volgende. En dat is misschien wel herkenbaar: Ik speelde eens een multiplayer-computerspelletje en het leek sterk er op dat ik niet ging winnen. Dus gaf ik het op. En ik speelde alleen nog voor de lol. Na afloop viel het op dat ik verschrikkelijk goed had gespeeld en toch nog had gewonnen! Tot mijn eigen verbazing! Met proefwerken en tentamens heb ik vroeger dezelfde beleving gehad.

Dus de truc is blijkbaar om zonder stress het gevecht of je prestatie aan te gaan. Of beter: ga het aan in de juiste mentale staat en geniet van het moment, zonder angst voor wat er kan gebeuren. Dan is de kans op een negatieve uitkomst kleiner. Maar als je het daarom probeert, dan werkt het niet, je moet het dus echt los laten!

Bovendien heb je niet overal controle op. Je zelf voor de gek houden met het tegenovergestelde, levert alleen maar stress op. Een Japans gezegde luidt: “Het is zoals het is”. Dat wil niet zeggen dat je je alles maar gelaten over je heen moet laten komen, maar dat je van elke situatie het beste moet zien te maken. Dit betekent overigens niet dat je niet vooraf zou moeten plannen of geen rekening zou moeten houden met een negatieve, of elke te verwachten uitkomst. Maar dat moet vooraf en niet op het moment zelf! mensen die in militaire dienst zijn geweest herkennen deze houding vaak.

Hoe doe je dat?

Door je te vooraf te verzoenen met de meest negatieve uitkomst van je prestatie. Accepteer dat je ooit een keer gaat falen. Dat kan net zo goed nu zijn. En kijk wat je er dan nog uit kunt halen. Ga daar voor. Ga niet voor het winnen van de olympische spelen, maar geniet van het meedoen.

Een leuke, typische zen paradox-regel is deze: Dat wat je los laat of wat je wanhopig probeert te weren, dat krijg je. Dat wat je eforceerd probeert na te streven, dat krijg je niet.

Voor samoerai betekende dat vroeger het accepteren van het feit dat een heel leven lang vechten wel eens tot de dood kan leiden, al vecht je nog zo goed. Dus zei men voor de veldslag tegen zichzelf en elkaar: wij zijn al dood. Als we het er levend vanaf brengen dan is dat mooi meegenomen. We gaan voor het leven van de vijand. Deze instelling zorgde niet alleen voor een betere prestatie, maar ook voor angst bij de vijand. Het meest extreme voorbeeld van deze boeddhistische kijk op leven, dood en prestatie werd gegeven de krijgers die bij de Amida Boeddha sekte, de genadige boeddha, hoorden. Tegenwoordig staan ze bekend als ninja. De dood was voor hun de verlossing uit een leven vol plicht en afdwaling. Met ware doodsverachting joegen ze zelfs samoerai de schrik aan. Een image dat ze graag naar buiten brachten met afschrikwekkende maskers.

Banzai! En dan is er nog de banzai aanval. (Tenno Heika banzai (天皇陛下萬歲, lang leve de keizer) Als aan het eind van een veldslag alles voor één partij verloren lijkt te zijn, dan kan het verliezende leger besluiten om het winnen los te laten en eens lekker krijgertje te gaan spelen en vol in de aanval te gaan. Onder het motto: “Als we niet kunnen winnen, dan hakken we er lustig op los!” Niet zelden werd er dan zo hevig en goed gevochten dat de verliezende partij alsnog de winnaar werd. Veldslagen worden immers met mentaliteit gewonnen en niet met middelen.

Kami Kaze

In de 13e eeuw probeerden de Mongolen 2 keer Japan te veroveren. Beide keren werd hun invasievloot weggeblazen door een typhoon. De Japanners noemden het de goddelijke wind: Kami Kaze. Deze term kennen we tegenwoordig vooral door dat de Japanse piloten van de tokkōtai, de speciale eenheid, hun vliegtuigen op de Amerikaanse invasievloot lieten storten. Zij werden Kami Kaze genoemd.

Het effect van het plotseling loslaten van angsten en mentale belemmeringen kan zo sterk zijn dat daarmee ineens een geluksgevoel en een gevoel van ‘hier en nu’ kan worden ervaren. Een moment waarin de hersenen optimaal functioneren en alles heel scherp duidelijk wordt zonder dat je echt focust op een ding. Dit heet in het boeddhisme satori. Een haikugedicht kan daarvan een weerslag zijn en gaat dan vaak over zintuiglijke waarnemingen en hun betekenis.

Een prachtig voorbeeld van satori wordt beschreven in het boek ‘Shogun’ van James Clavell. Een inspirerend verhaal over een westerling in het 16e eeuwse Japan. De hoofdpersoon wordt dwingend gevraagd om zijn pistolen af te geven aan een samoerai. Dat te doen zou tot gezichts- en status verlies leiden. En mogelijk tot de dood. De samoerai wil de hoofdpersoon alleen maar testen, maar heeft zijn hand al op zijn zwaard. De hoofdpersoon komt tot de conclusie dat statusverlies later tot de dood zal leiden en besluit om de dood dan maar direct te trotseren. Na een moment, dat eeuwig lijkt te duren, komt de hoofdpersoon plotseling tot de ontdekking dat het is gaan regenen. En hij wint het respect van de samoerai.

Toen in het begin van de 20e eeuw in Japan, de fascisten aan de macht kwamen, misbruikten op grote schaal het samoerai gedachtegoed om de soldaten lekker fanatiek te maken. Tegen de soldaten zeiden ze: “Jullie zijn nu allen samoerai!” En de bakkers en slagersjongens vochten tot de dood. Net zoals de nazi’s later zich identificeerden met de Germaanse hordes van de volksverhuizingen en de Italianen natuurlijk met de Romeinen.

Wat heeft dit verhaal met solliciteren te maken?

Een sollicitatiegesprek bijvoorbeeld is heel belangrijk. Zeker in deze tijd. Je bent voor je levensonderhoud afhankelijk van een baan. Je moet het op dát moment goed doen. Je cv kan nog zo goed of slecht zijn. Een verkeerd gesprek vernielt je kansen en een goed gesprek kan een kans creëren. Dus moet je haast wel een ijskonijn zijn om daar volkomen naturel te zitten. Dus ben je net iets minder scherp of assertief dan anders. Dat geweldige argument, waarom jij het moet worden, vergeet je. En als ze vragen wat je wilt verdienen…. Je wilt niet te veel vragen, maar je beginloon, kan nog jaren merkbaar zijn in je carrière.

1- Ga er van uit dat je de baan niet krijgt. Maar maak er een geweldig en leuk gesprek van. Een kans om je mooie kleren weer eens aan te trekken. Kijk eens naar de mensen die tegen over je zitten. Om je ook vrij te voelen werkt desensitisatie erg goed. Wen aan het solliciteren. Ga met die mindset het vaak niet worden. Solliciteer veel en vaak en verpruts opzettelijk sollicitaties. Natuurlijk niet op een imagoschadende manier. Maar solliciteer eens onder je niveau en zeg aan het eind van het gesprek dat het toch niet iets voor je is. Gebruik het gesprek om lekker met het gesprek bezig te zijn. Experimenteer eens met je stijl en kijk naar de reacties.

Bedenk dat niemand (bij een sollicitatie) wil weten wie jij werkelijk bent, al zeggen ze van wel. En dat kan ook niet in één gesprek. Mensen zitten zó in elkaar dat ze een goed gevoel bij iemand willen hebben. Bij het gevoel gaan ze later argumenten zoeken. Zelfs de meest verstokte academici zijn mensen. Bij een goed gevoel, gaan ze argumenten zoeken die dat bevestigen. Die argumenten staan in je CV. Dat hoef je alleen maar aan te reiken.

2- Geef de persoon aan de andere kant van de tafel het gevoel dat je hem of haar begrijpt en laat hem praten. Praat de ander niet naar de mond, tenzij je het gevoel hebt dat die ander dat juist wil. Vertel iets uit jouw praktijk dat aan sluit bij het verhaal van de ander. Een positieve instelling levert vaak een positieve reactie op. Dus op de vraag: “Wat vond je van het gesprek?” nooit eerlijk antwoord geven maar een positief gevoel uit drukken. Tenzij je duidelijk een gedeeld moment van ongemakkelijkheid in het gesprek hebt gehad. Dat is namelijk een perfect moment om iets gemeenschappelijks te creëren, maar zeg het met een lach! Bedenk steeds dat de anderen ook mensen zijn die hun best doen en veel gesprekken op een dag moeten doen. Zij hebben het moeilijker dan jij. Dus elke handreiking die je hun biedt om het makkelijker te maken is welkom. Zorg dat jij het lichtpuntje van hun vermoeiende dag bent.

3-Zeg in de sollicitatie nooit wat je wilt verdienen! Zeg gewoon dat je daar over pas wilt spreken in een aanstellingsgesprek, als je het al bent geworden. Zelden wordt iemand afgewezen omdat hij zijn loon niet noemt bij de sollicitatie. Bij de sollicitatie is je onderhandelingspositie zwak. Na de sollicitatie is je onderhandelingspositie sterk. Ze hebben alle anderen nét afgebeld. Met zo’n sterke positie geldt nog meer dat je moet kunnen opgeven om het te winnen. Ga het aanstellingsgesprek in met de houding dat je moet verdienen wat je verdient. Anders maar niet. Stel geen onrealistische eisen, anders wordt je het natuurlijk alsnog niet. Informeer wat anderen in die functie verdienen en ga lekker hoog zitten. Geef een beetje mee met de onderhandeling, dan heeft de ander het gevoel dat die ook wat binnen haalt. Maar spreek van te voren een (hoge)ondergrens voor je zelf af en durf die keihard aan te geven. Er zullen argumenten voorbij komen als: “Anderen krijgen dat ook niet” en “Ben je dat echt waard?” Op het eerste antwoord zeg je (als je je onderzoek goed hebt gedaan): “Echt wel” met een glimlach! En op het tweede antwoord past alleen: “Ja!”. Bedenk dat ze al voor jou hebben gekozen!

Als dit lukt, garandeer ik je niet direct een moment van satori, maar een kick geeft het wel! Ik spreek uit ervaring.

Behandel jezelf zoals je vijand?

Wat? Is ie gek geworden?

Nee, dit is weer typisch zo’n zen paradox. Je wordt gelukkiger wanneer je je zelf zo behandelt als een vijand. Maar in zen zijn toch geen vijanden? Nog een paradox.

Hoe dat kan?

Nou:

Je kunt twee manieren onderscheiden in het om gaan met een gevecht:

1- Hard er door heen beuken, omdat het moet (go);

2-Harmonieus aanpassen aan je vijand en doen wat hij wil. En iets meer. (aiki)

Optie 2 verdient de voorkeur in het gevecht. Zowel individueel als als in veldslagen. Tegen een vijand in gaan betekent vaak dat dat jouw sterkste punt gaat concurreren met zijn sterkste punt. Zie ook het vorige blog: Wapens van het oude Japan 2. Dat kan werken, maar vormt een risico. Wat als de vijand sterker blijkt te zijn dan je dacht? En hard tegen hard kost jou ook wat. Iedereen die een half uur of langer trappen heeft staan blokken met zijn armen, weet waar ik het over heb. En natuurlijk kun je je armen harden, maar een ander kan hetzelfde met zijn benen. Er flexibel omheen gaan (ju) verdient natuurlijk de voorkeur. Dus jezelf meten met het zwakke punt van je vijand, niet zijn sterke punt. Of nog mooier: van het sterke punt van je vijand je eigen sterke punt maken (aiki). Dat laatste doe je door je aan te passen aan de vijand en de situatie. Het kan alleen als je het zo maakt dat het belang van de vijand niet tegengesteld is aan dat van jou.

De meeste mensen gaan met het verkeerde idee het gevecht in. Zowel individueel als in veldslagen. Ze denken dat hun doel is: Het verhinderen dat de vijand zijn doel bereikt, koste wat het kost. Je ziet het vaak bij judowedstrijden. De een probeert wat en de ander verstijft en klemt zich om de ene heen. Mits die laatste sterk genoeg is kan op deze manier worden voorkomen dat de eerste daar mee wint. Maar de tweede wint ook niet en het is zeker geen ju. Helaas wel moderne judo realiteit.

De oplossing is: goed realiseren wat je doelen op de lange termijn (strategisch) eigenlijk zijn. In een beweging kun je soms de energie van die ander gebruiken om jouw doel te bereiken. Hoe dichter jouw doel bij dat van de ander ligt, hoe makkelijker dat is. Je hoeft dan namelijk veel minder om te buigen. In een judowedstrijd (contradictio in terminus, maar wel realiteit) is het doel niet het verslaan van de vijand, maar de waarneming van de scheidsrechter zo beïnvloeden dat hij meer punten aan jou toekent dan aan de vijand, pardon, tegenstander. Bij een ouderwetse judo-oefening, toen het doen van wedstrijden nog niet centraal stond, was het doel om samen gevoel voor balans te ontwikkelen. Dan heb je een win-win situatie.

Alexander de Grote (356 – 323 vC) was hier goed in. Hij had al vroeg geleerd dat je de vijand niet hoefde te vernietigen. Hij vocht soms veldslagen, waarbij de vijand twee tot drie keer zo veel soldaten mee bracht. Dan zou een algehele vernietiging die vijand tot het laatst toe laten vechten voor overleving. Het is maar de vraag of Alexander dat had gewonnen. Hij bracht vaak juist chaos in de vijandelijke opstelling, zodat deze zijn sterke punt niet kon gebruiken. Dan viel hij, met zijn zware cavalerie, op het cruciale moment, op de cruciale plek aan en vernietigde de vijand zijn geloof in de overwinning, waardoor deze begon te vluchten. En dan was het klaar. Alexander wilde helemaal niet met alle vijanden vechten, dat kon hij ook niet. Dus creëerde hij een situatie waarbij zijn doel dicht bij dat van de vijand lag: Alexander wilde dat de vijand ging vluchten, omdat hij dan niet met alle vijanden hoefde te vechten. De vijand wilde vluchten omdat ze dachten dat ze niet meer konden winnen en ze dan misschien zouden sterven.

Interessant is dat Alexander daarbij vaak het leidende principe gebruikte. Volgens dit aiki– principe hou je je tegenstander een verkeerd korte termijn doel voor, een aas. In het individuele gevecht een pols of gezicht, in een veldslag de generaal. De vijand brengt zichzelf uit balans om dit doel te bereiken en is daardoor makkelijker te manipuleren. Dit wil natuurlijk alleen wanneer de vijand zich niet goed realiseert wat zijn doelen zijn.

Toen Alexander in Gordium (in de buurt van het moderne Ankara, Turkije) de macht wou overnemen werd hij met een probleem geconfronteerd: volgens een legende zou alleen een goede, slimme en geduldige leider een knoop op de dissel van een wagen kunnen ontwarren. Aiki zou dan zijn geweest om er goed de tijd voor te nemen en de knoop te ontwarren. Of nog beter: de knoop totaal negeren en iets anders, zo geweldigs doen, dat niemand nog aan de knoop denkt . Ware het niet dat de doelen van Gordium en Alexander natuurlijk niet echt bij elkaar lagen. Men wou niet de leider die de knoop kon ontwarren, men hoopte dat Alexander zou falen en zo politiek gezichtsverlies zou leiden en oprotten. Dus daar sta je dan, te midden van een menigte, onder tijdsdruk.

Alexander ging ook nu de sterke kant van zijn tegenstander uit de weg, maar gebruikte daarvoor wel go: hij hakte de knoop door met zijn zwaard. Hij toonde daar mee dat hij een flexibele leider was die een probleem kon oplossen, desnoods met geweld. Het was trouwens enorm in-character voor iemand met alle symptomen van wat we tegenwoordig ADHD noemen.

Okee. Zo kun je de vijand behandelen. Maar waarom ook jezelf?

Nou…

Soms moet je wat doen en gaat het niet lekker. Soms gaat het enorm vanzelf. Herkenbaar?

Hier kunnen veel redenen voor zijn. Van energetische redenen, tot gewoon even niet in de stemming zijn voor iets. Het kan dan handig zijn om het op zo’n tijdstip te doen dat het vanzelf gaat. Soms komt zo’n blog niet uit mijn vingers en soms kan ik niet stoppen.

De truc van efficiënt en bevredigend werken is natuurlijk dát doen wat op dat moment bij je stemming past. Daarvoor moet je je goed realiseren wat je eigenlijke doel is en niet blijven hangen in verleidelijke subdoelen.

Wat zou je doen als je rijk was? Dit is natuurlijk een goede vraag, omdat dan het subdoel van geld verdienen is geëlimineerd. Wat wil je dus echt? Moet je daar wel rijk voor zijn? Vaak niet.

Je kunt ook het leidende principe weer gebruiken. Maar nu met de motivatie van het bereiken van subdoelen die in het plan van je einddoel passen. Zo bedacht Kano de gekleurde banden voor Judo. Die banden zijn niet belangrijk, maar het stimuleert mensen wel om te studeren. En zo het hogere doel te bereiken.

Soms echter, moet je gewoon iets doen op een bepaald moment, of je nu in de juiste stemming bent of niet. Kunstenaars hebben vaak een hele batterij aan middelen om in de juiste stemming te geraken. Ook krijgers kennen diverse meditaties om een bepaalde state of mind te forceren. Oefenen helpt daarbij enorm.

Maar belangrijk is daarbij: wanneer je de zaak forceert, doe dat met iets waar jij goed in bent!

Ook go moet je dus oefenen, zowel fysiek als mentaal.

Dewa Mata

Max

De wapens van het oude Japan 2

Zoals beloofd het vervolg van de wapens van het oude Japan.

Japan staat bekend om zijn verfijnde cultuur en zijn verfijnde wapens. Maar zowel zijn cultuur als zijn wapens konden erg bruut zijn.

Een voorbeeld van zo’n bruut wapen is de tetsubo. Bo staat dan voor hout en testsu voor ijzer. We hebben het dan over een houten knuppel van ongeveer 1,3 meter met stalen knoppen. Bedoeld om om lichte bepantsering en de botten van de drager te verbrijzelen en de vijandelijke zwaarden te breken. Het is een wapen dat door de grotere en sterkere krijgers moet worden gehanteerd. Ook tengu(kwelgeesten) en oni(demonen) werden soms afgebeeld met tetsubo.

Maar ook een bruut wapen kan weer efficiënter worden gemaakt.

De chigiriki is zo’n wapen. Door de ketting geeft een zwaai een versnelling aan de stalen kogel aan het eind. Bovendien kunnen wapens van de tegenstander verstrikt raken in de ketting. De lange paal geeft in het laatste geval veel grip en moment en dus controle over die verstrikte wapens. Niet zo lief.

Een interessant zwaaiend wapen met nog meer finesse is de kusarigama. Kusari is het ketting gedeelte met bal. En de kama de sikkel. Een gevecht met een tegenstander met dit wapen kostte Musashi. volgens de overlevering bijna de kop. Terwijl de steeds zwaaiende bal en ketting een ledemaat of wapen dreigen te verstrikken of verbrijzelen is de vlijmscherpe kama klaar om een ledemaat af te snijden. Op korte afstand werkt het andersom en kan met de kama worden afgeweerd om met de ketting af te maken.

Is een kusarigama al minder voor het slagveld bedoeld en meer voor een één op één gevecht dan een chigiriki, voor een manrikikusari geldt dat nog meer. Ook is dit wapen erg geschikt om mensen op te brengen als arrestant. Een zwaard kan er mee worden afgepakt. Bovendien is het makkelijk verborgen mee te nemen. Zou dit al voor politie geschikt zijn, sommige wapens waren erg geschikt om dronken samoerai van hun zwaard te ontdoen zonder ze per se te hoeven vermoorden.

De jitte is zo’n wapen. Met een paar kan een zwaard worden afgepakt en de eigenaar een ferme tik worden gegeven. Deze samoerai kan dan vol schaamte en met hoofdpijn de volgende dag weer om zijn zwaard komen vragen. Een dood clanlid is bij een eilandbevolking al gauw reden tot vendetta. Dus een licht gekrenkt ego is dan een mooie oplossing van een gevaarlijke situatie: een dronken zwaardvechter met een scherp stuk staal.

Een vergelijkbaar wapen is een set sai. De versie die door ninja werd gebruikt was dan wel om te doden en dus ook aangescherpt. De overeenkomst tussen deze wapens is eigenlijk dat ze allemaal de mogelijkheid bieden om iemand te verslaan die zijn hele leven lang studeert op het zwaardvechten. Beter kunnen zwaardvechten kan dan een oplossing zijn. Maar dat kent meestal maar één afloop… En het is niet altijd mogelijk. Deze wapens gaan voorbij aan de zwaardvechtkunst en kennen daarom andere mogelijkheden, zoals arrestatie. In dat opzicht is dit een interessante tactische zet: meet je niet met het sterke punt van je vijand, maar laat je vijand zich meten met jouw sterke punt.

Wanneer we het toch over ninja (zij die stiekem zijn) hebben, dan gaat er ineens een heel boek met Japanse wapens open. Deze wapens hebben allemaal iets gemeen: Ze zijn verborgen te dragen, vaak stiller, robuuster en een stuk goedkoper dan de meestersmeedwerken die de samoerai droegen. Zo’n wapen is makkelijker in te zetten. Je hoeft veel minder bang te zijn dat het beschadigt en kunt dus makkelijker vechten. En je hoeft minder rijk te zijn.

De kyoketsu shoge is ook weer een flexibel wapen. Erg geschikt om wapens en mensen mee te verstrikken, maar ook geschikt om mee te klimmen en te gooien.

Erg beroemd zijn natuurlijk de shuriken. Wij maakten die vroeger zelf, toen het nog mocht. Naast de bekende stervormen zijn er ook naaldvormen. Met deze wapens kunnen mensen op afstand worden uitgeschakeld, zonder dat men het gevecht hoeft aan te gaan.

De naaldvormen zijn moeilijker te hanteren, maar er kunnen er meer van worden meegedragen. Bovendien kan, door hun vorm, op een veilige wijze, een giftige variant worden gehanteerd. De giftige punt zit namelijk maar aan één kant en kan ergens in worden bewaard.

Ik heb nog meer plaatjes van bekende en minder bekende Japanse wapens. Maar dat zien we wel in deel drie.

Wapens van het oude Japan 1

Zesde bericht.

De wapens van het oude Japan.

Als we het over oude Japanse krijgskunst hebben, dan gaat het al gauw over zwaarden.

Niet zo raar, als je bedenkt dat de Japanse smeden een buitengewoon geraffineerd procedé hadden ontwikkeld om van slecht ijzererts toch goede zwaarden te kunnen maken.

Maar je zou bijna vergeten dat er ook veel andere wapens werden gebruikt in het oude Japan. Zeker voor de slag bij Sekigahara in 1600. Daarna werd er veel geformaliseerd en gestandaardiseerd. Er was immers één shogun de baas.

Maar voor die tijd werd er een keur aan wapens gebruikt met vele interessante vormen.

Hier een overzichtje van de meest voorkomende:

Beroemd is natuurlijk de ken met de rechte kling: Kusanagi No Tsurugi (De maaier van gras). Later in een blog meer over deze naam.

Het gaat hier om een recht zwaard zoals die rond deze tijd (vóór 600 nC.) ook in China werden gebruikt. Tegenwoordig het het een Jian in het Chinees. Deze vorm zie je nog steeds terug in Wu Chu en Tai Chi.

Rond het jaar 1000 vochten de meeste Japanse krijgers te paard. Hun voornaamste wapens waren de boog (yumi) en en het rechte zwaard. Waarschijnlijk werd het bereden boogschieten (yabusame) uit Korea geïmporteerd. De Japanse beoog is bekend om zijn asymmetrische vorm.

Wanneer je met een recht zwaard vanaf een paard tegen een stilstaand doel slaat, dan komen er veel krachten haaks op de kling van het zwaard te staan. Ook een zwaard van goed staal kan dan makkelijk breken. Aangezien het erts in Japan van slechte kwaliteit was en de krijgers vaak met gebroken zwaarden terug kwamen, kwam een smid met de oplossing van de kromme zwaarden. Bij een kromzwaard gaan de krachten enigszins met de lengte van de kling mee en willen ze de kling niet breken maar uit elkaar trekken. Dit laatste is natuurlijk veel moeilijker. Een bijkomend voordeel is dat een kromzwaard diepe sneden maakt, omdat je hem door de wond heen trekt.

En de tachi was daarmee geboren. Een tachi onderscheidt zich van een katana door, over het algemeen, een grotere lengte en dikte en kromming. Maar vooral door een andere draagwijze. De tachi wordt met de snede omlaag gedragen, net als Europese cavaleriesabels. Aan twee koorden of kettingen. Dit maakt het mogelijk het zwaard te trekken vanaf een paard, zonder het eigen paard het hoofd af te hakken.

De katana is een echt infanteriewapen. Rennen met een zwaard aan een koord is irritant. Het is dan veel handiger om het zwaard stevig in de obi te dragen met de snede omhoog. vanaf +-1200 nC. werd de groep krijgers in Japan enorm vergroot. Het krijgertje spelen wordt iets minder elitair. Dit is ook terug te zien in de gemiddelde kwaliteit van de wapens die worden gebruikt. En met kwaliteit bedoel ik niet zozeer de staalkwaliteit, als wel de algehele afwerking en de luxe van van de materialen.

Maar met het groter worden van de groep krijgers en de bijbehorende veldslagen, wordt ook het scala aan gebruikte wapens groter. Een paard is bijvoorbeeld duur om te hebben, maar het geeft een grote impact in een charge. daarom gebruikt de politie ze nog. Een oplossing voor een tegenstander is dan een groter zwaard. Met een o-dachi (groot zwaard) of zelfs een no-dachi (veldzwaard) kan een paard in een keer een hoofd worden afgehakt.

Met een nagamaki (lang omwikkelde tsuka) kan men kracht zetten en dwars door zwaarden bepantsering en yari heen hakken. Een nagamaki heeft een veel dikkere kling dan de meeste zwaarden.

Samoerai gebruikten al langer korte steeksperen, yari, maar als er ook niet-samoerai, ashigaru, op het slagveld worden toegelaten, neemt het aantal soorten en de lengte van de gemiddelde speer toe. Een boer mag dan minder bepantserd en getraind zijn dan een samoerai, in een groep van 20 en met langere speren, kunnen ze elke samoerai aan. Op een paard of niet. Infanterie-yari kunnen dan wel 4 meter lang zijn.

Een oplossing voor samoerai is dan weer om de nagamaki op een staf te zetten en zo de naginata (maaiend zwaard) te creëren. Deze hellebaarden zijn een stuk zwaarder dan de nu nog veel geziene, lichtere, vrouwenversie. Een naginata sloeg zo de benen onder een krijger of paard weg. De Yamabushi (letterlijk bergkrijgers, maar meestal krijgsmonniken) vochten vaak en succesvol met naginata.

Ook zijn er nog de brute wapens die dwars door bepantsering heen schade veroorzaken:

De tetsubo, het legendarische demonenwapen. Maar meer daarover de volgende keer.

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Ga naar pagina 1
  • Ga naar pagina 2
  • Ga naar pagina 3
  • Ga naar Volgende pagina »

Primaire Sidebar

Footer

NAVIGATIE

  • HOME
  • BEDRIJFSTRAININGEN
  • KRIJGSKUNSTEN
  • ZA-ZEN RETREATS
  • NIEUWS
  • OVER ONS
  • CONTACT

CONTACT

Voor informatie over lessen van ZA-ZEN en bedrijfstrainingen kunt u contact opnemen met:

Max Sluiman
06-33903888
info@za-zen.nl

Postadres:
Hortensialaan 42 A
9713 KP Groningen

INFORMATIE

KVK nummer: 01138009
BTW nummer: NL105831128B01

Betalingen tav. M. A. Sluiman
NL15 INGB 0007 0062 54
BIC: INGBNL2A

© 2021 · ZA-ZEN · Realisatie Pentade

  • HOME
  • BEDRIJFSTRAININGEN
  • KRIJGSKUNSTEN
  • ZA-ZEN RETREATS
  • NIEUWS
  • OVER ONS
  • CONTACT